Annètje zat er verheugd mee in de komedie, en rustig blij keek haar frisch-blank
gezichtje met de donkere pijpekrullen uit boven al dat roze.
Frederik Craets schrok even, met kennersblik het heele slecht-gemaakte japonnetje
en al zijn fouten omvattend. Maar de kleur stond haar zoo allerliefst, en 't
liefste was nog de overtuigde onschuldige trots op de eigen verschijning. En
Frederik, die altijd elegance het eerst van alles had geëischt in een vrouw, die
critisch een Juliette Lepiteau had beschouwd, kregel om een klein vergrijp tegen
kleur of snit - hij week terug met iets van eerbied voor dit gebrek aan goeden
smaak. Voor geen geld zou hij de illusie verstoord willen hebben van deze
onbewustheid.
‘Als ze mijn vrouw maar eerst is.’ 't Was deze ongecontroleerde gedachte, waarmee
hij zich plotseling zag de beschermer van een kostbaar bezit, die hem met een
gloed in zijn knap blond gezicht naar haar deed overbuigen, terwijl hij lachend
een grap fluisterde over het stuk.
Annètje keek in zijn oogen. Ze begreep niet zijn toespeling - ze had zoo weinig
komedie gezien en was zonder critiek. Maar ook zijn woorden zelf gingen verloren
onder het plotseling weten - ze had het gezien in zijn oogen - wat te gebeuren
stond.
Haar mooie kleine handen - witte vlinders in haar rozerooden schoot - klemden
zich in elkaar. Haar gezonde jonge tanden beten in haar lip.
En een verwarring gonsde in haar hoofd toen aan het slot, zij op straat stonden,
en zij Frederiks stem hoorde:
‘Mag ik je thuis brengen, Annètje?’ waarbij het afscheid der anderen vaag en
onwezenlijk aan haar voorbij ging.
Maar nu ze met Frederik eindelijk alleen langs den Voorburgwal liep, werd ze heel
kalm. En toen zijn stem kwam, haperend onzeker, zijn oogen de hare zoekende, die
ze verlegen toch niet afwendde, verraste haar niet meer de vraag:
‘Annètje, wil jij mijn vrouw worden?’
Dit was het nu, waar haar leven maanden lang in onweerstaanbare vaart heen
gegleden was.... Eén seconde verschoot voor haar geest een winteravond, toen zij
hier in een zeldzaam geluk geloopen had naast een ander.... Dan was haar ‘ja’
zoo rustig overwogen, dat het den ouderen man naast haar uit het veld sloeg,
meer dan schrik of zenuwachtigheid had kunnen doen.
Fransje schreide van vreugde. De hartelijkheid waarmee ze den schoonzoon ontving
was misschien wat theatraal, maar tegelijk zoo