‘Het is goed, dat je gaat - alles zal nou voor je in orde komen.’
Eli rilde in den kouden wind, een scherpe hoest doorschokte zijn borst.
‘Dat zei Hester ook - en ik geloof het ook.’
Toen hij een paar stappen ver was, riep Adam hem terug.
‘Groet Maria Bag van mij,’ zei hij.
Dit was voor den eersten en laatsten keer.
In den vroegen wintermorgen reed Eli heen.
Er was dien nacht een weinig sneeuw gevallen, die de velden even bedekte; doodsch en bar lag het wijde land.
Hij was te paard, vreezend, als de wegen slechter werden, met den wagen niet voort te kunnen.
Bij de kromming van den weg naar Boge stond Maarten Ross.
‘Goede reis,’ zei hij, ‘ik heb je plannen gehoord, ik hoop, dat alles goed komt.’
Er was iets in Eli, wat hem een oogen-