Iederen morgen dacht hij: ik kàn niet vandaag er heengaan en meewerken of alles is als vroeger.
En elken morgen ging hij.
Het volk scheen 't niet te vermoeden.
Toen Eli betaald had, nadat hij bij Michiel was geweest, was 't wantrouwen verminderd.
Als hij nou geen geld had, waar zou hij ons dàn van betalen?’ zeiden ze.
En de oude Brandt vermaande:
‘Bedaard jongens, Eli is altijd eerlijk geweest.’
Elken dag was in Eli de verzoeking sterk, den achterweg te nemen, als hij naar de smidse ging, niet langs de woningen van het volk, - en elken dag overwon hij zich, en ging er langs en groette, soms zelfs met 'n enkel woord tot de vrouwen.
Hij dronk veel; als hij het nu een dag liet, was hij totaal verslapt en uitgeput; iederen dag nam hij zich voor 't niet te doen, en altijd weer bezweek hij 's avonds.
Hester en niemand vermoedde dit, hij verborg het nog volkomen.