Hij zag Kitty dadelijk. Zij droeg de bruine japon, waarmee hij haar gezien had bij Ammy, den dag na haar concert.
Ze kwam naar hem toe, hield haar wang tegen de zijne, nadat hij haar had gekust.
‘Bèn je daar?’ fluisterde ze, ‘ben je daar - schat -’
Hij dacht; hij kòn niet zoo gauw al die zonnige blijdschap in haar doen verwelken; 't leek hem een zonde. En hij hield haar tegen zich aan, zijn arm om haar schouder, en liet zich door haar meetrekken naar de canapé. Zij zag hem aan, haar sterke oogen glanzend in de zijne.
‘Voel jij je ook niet anders?’ zti ze. ‘Ik moet aldoor denken: nu is alles veranderd - nu ben ik een ander mensch, want nu ben ik van Paul - ik kan niets uitvoeren, ik moet maar stil zitten en bedenken: dat het nu toch eindelijk gekomen is.’
Zoo smartelijk in zijn natuurlijken eenvoud ontviel haar de bekentenis van haar verlangen, dat zijn hart beefde, terwijl hij haar hand vaster in de zijne hield.
‘Heb je mij mijn lang dralen wel eens verweten?’ vroeg hij.
Haar lichte oogen duisterden even onder schaduw van pijnlijk herdenken; toen met dat innig liefkoozend gebaar, legde zij haar hand tegen zijn wang.
‘Ik heb vrééselijk verlangd,’ zei ze alleen.
Hij kuste haar met een dieper leed in zijn oogen, die onrustig staarden.
‘Zij wist niet, waarnaar zij verlangd had,’ moest hij denken, in een oneindige bitterheid.
Zij zaten een poos stil en keken naar de natte boomtakken, die heen en weer zwiepten in den wind; bij vlagen pletste de stortregen tegen de ramen.
‘Kitty,’ zei hij plotseling heesch, ‘ik heb je wat te zeggen.’
‘Het is toch niets naars?’ vroeg ze snel.
‘Het is iets, wat ik je zeggen moet - wil je naar me luisteren?’
‘Ja,’ knikte zij, als een kind opziende naar zijn gezicht.
Hij zat een oogenblik stil, om moed te verzamelen, zijn hoofd in zijn hand, zijn andere, die de hare hield, rustend op zijn knie.
En toen, eentonig, wreed-precies voor zichzelf, niets overslaand, niets verbergend of verzachtend.... van den tijd af, toen hij haar had willen vragen, tòt Bernards verzekering den avond te voren - zoo met doffe stem, werktuigelijk alsof hij een les las, deed hij zijn verhaal, oneindig pijnlijk in zijn onopgesmukte, koele duidelijkheid.