opsteeg stond als een klamme walm tussen de wanden der barakken. Stoelen waren er niet, tafels ontbraken. Er bleef de gevangenen niets anders over dan te liggen, in grauwe rijen, op de aarden vloer. Ruimte, voor welke beweging dan ook, was er niet. Wie zich omdraaide verplichtte de hele rij dezelfde beweging te maken. Hetgeen uiteraard gescheld, geschimp en ruzie tot gevolg had. Tot handgemeen kwam het echter niet; daartoe ontbrak de kracht. Die bleef gespaard voor het opstaan om zijn bijdrage te leveren tot het vullen van de strontkuil. Of om aan te treden voor het appel of voor het halen van de portie brood en soep.
De vervuiling waarin de gevangenen raakten werd stilaan onbeschrijflijk. Er was allicht geen zeep; water ontbrak, evenals elk spoor van elementaire hygiëne. De ss hechtte er waarde aan de gevangenen uit te leggen dat deze toestanden geenszins strookten met de Duitse begrippen omtrent menswaardige onderkomens. Maar de gevangenen dienden te begrijpen dat de inrichting der opvoedingsinstituten, concentratiekampen genoemd, was gedwarsboomd door de bombardementen der plutocratieën. Naar als bekend verondersteld mocht worden werden die door joden geregeerd, en deze met verderfelijke instincten behepte volksgroep had geen begrip voor de hogere taak der kz's. De gevangenen moesten nog enig geduld oefenen, na de eindoverwinning zouden de verbeteringen niet uitblijven.
Wij, bewoners der quarantainebarakken, beleefden slechts geringe troost bij zulke toezeggingen. Aan de Duitse zege geloofde zelfs de ss nauwelijks meer, en het overleven van de dag scheen ons wezenlijker toe dan welke verwachting op langere baan ook. Het bestaan in de quarantainebarakken was moeilijk genoeg. De bewoners daarvan vormden de laagststaande categorie der gevangenen, op hun overleven werd geen enkele prijs gesteld. Hun verrekken zou door de Duitsers als teken van wellevendheid worden begroet.