heeft even weinig waardigheid meer als een anoniem kadaver. Hij is - letterlijk - voor de honden gegooid. Al komen die er hier niet aan te pas. Een schop van een ss'er voldoet. Of om hem tot weer opstaan aan te manen. Of ter vaststelling van een onbeweeglijkheid. Dan klinkt het: ‘Abtransportieren!’.
Niets dringt nog door tot de politici, de intellectuelen en de hoogmogenden. Strompelend, begeleid door de honden, treedt het transport aan voor de gang naar het kamp. Zich afvragend, waarom? Waarom deze ss, waarom die bloedhonden? Voor hen? Dit moet een vergissing zijn. Wensdromen blijven inzicht in de weg staan; uit zelfbehoud geloven wij in de vergissing.
De entree tot het kamp is vooralsnog gebarricadeerd. Wat er precies aan de hand is, valt moeilijk vast te stellen. Voorlopig is het een papieren kwestie. Die van het kamp willen weten wat dit transport behelst, waar het ondergebracht dient, in welke categorie het behoort. Tenslotte worden we naar een afgesloten ruimte verwezen, een soort ontvangzaal. Een kale barak met houten wanden en een door balken geschraagd dak. Een paar vensters van waaruit geen uitzicht mogelijk is. Het transport is binnen. Merkwaardig hoe verfomfaaide kleding, een bezweet besmeurd en afgemat gelaat en een ongeschoren baard volstaan om van individuen met zelfrespect anonieme misdadigers te maken. Geen mof moet het moeilijk vallen, ten aanzien van zo'n kudde een meerderwaardigheidsbesef op te brengen. Waarschijnlijk is dat tevens de bedoeling van die wijze van transporteren.
Eén figuur zorgde voor het tegen-accent in deze trieste ondergang van Neerlands beter-gevoeden. In het midden van de barak troonde op een ietwat uitbundig gesmede, in de ‘belle époque’ ontworpen, tuinstoel een heer. Hij was gekleed in een zeer licht, voor zomers dragen bestemd, kostuum, en droeg een uit zeer fijn