gewezen gekregen. Het bleek een friese knaap van amper zestien jaar te zijn. Zijn verbijstering over wat hem overkwam was mateloos. Hij wist ook niet waarom hij gevangen genomen was. ‘Ze’ hadden hem opgepakt bij een razzia in zijn dorp.
Om acht uur 's-avonds werd men geacht gereed te zijn voor de nacht. Alle gevangenen moesten op dat tijdstip in bed liggen. Dan viel de stilte in. Ditmaal echter brak er lawaai los. Jimmy beklom een stoel en begon te schreeuwen. Zijn brood was gestolen! Brood stelen van een medegevangene was wel het ergste dat gebeuren kon! Deze laaghartige daad moest terstond bestraft worden; een onderzoek meteen ingesteld!
De passages tussen de bedden werden afgegrendeld. Iedereen bleef op zijn brits. Het onderzoek begon.
Wij die hier langer waren wisten wat er te gebeuren stond. Jimmy verveelde zich en had een voorval in scène gezet dat hem in staat zou stellen machtsvertoon en sadisme eendrachtig samen te doen gaan.
Brits na brits werd nauwkeurig onderzocht. Rekening houdende met een voor Jimmy kenmerkende practical joke, had elk van ons zijn eigen bed al geïnspecteerd. In een dreigende stilte, enkel onderbroken door het gebrul van Jimmy, wachtten wij op de dingen die komen gingen.
Daar kwam de kreet! Eén van Jimmy's handlangers had het brood ontdekt en de dief gevonden. De Friese jongen, nog niet op de hoogte van Jimmy's streken, bleek het brood ontvreemd te hebben. Het was onder zijn matras vandaan te voorschijn gekomen. Het kind begreep er niets van, maar eer hij over de ‘ontdekking’ kon nadenken werd hij al weggesleept.
Jimmy nam het woord. Hij zei bijzonder verheugd te zijn over de ontmaskering van de dief. Wat diens straf betreft, rekende hij erop dat dit wel onder ons geregeld zou worden.