in. Het bleek de burgemeester van het dorp te zijn - een joviale en vriendelijke buitenman - met zijn twee veldwachters. Een ouderwets jacquet omspande de wel-geronde buik. Op zijn zwartlakens vest hing zwaar een dikke gouden horlogeketting. Zeer verbaasd, doch vrolijk lachend, keek hij rond in de bus, groette een ieder vriendelijk en toonde zich hoogst vermaakt door het indrukwekkend machtsvertoon dat ons vervoer begeleidde. De dienders waren kennelijk op reis met hun hoogste chef en behandelden hem dienovereenkomstig: met nadrukkelijke onderscheiding.
Nauwelijks had de bus zich in beweging gezet of er kwamen hoge stapels landelijk belegde boterhammen tevoorschijn. Ze werden gul en hartelijk rondgedeeld. De man knikte voldaan over zoveel betoonde dankbaarheid, en had een vette glimlach over voor de gulzigheid die niemand van ons verheimelijkte.
Vught kwam in zicht. We verlieten de genoeglijke bus en werden in rijen opgesteld. We stonden daar uren. Steeds weer doemden er nieuwe functionarissen op. Voorzien - tenslotte - van nieuwe, danig gestempelde formulieren, werden we in het kamp toegelaten. Een geüniformeerd persoon nam onze kostbaarheden in ontvangst - horloges, manchetknopen enz. - waarvoor we, tot onze verbazing, een indrukwekkend ontvangstbewijs kregen.
In rijen marcheerden we tenslotte op naar het badhuis. Voorop de burgemeester, nog steeds begeleid door zijn veldwachters.
Het werd al gauw duidelijk op welke wijze men hier dacht onze opvoeding ter hand te nemen. Vloekend en scheldend werd ons aan het verstand gebracht dat we ons, ter ontluizing, geheel moesten ontkleden. Een probleem bood dat gebod voor niemand. Alleen voor een burgemeester is het onvoorstelbaar dat hij ten aanschouwe van zijn ondergeschikten ontbloot zou staan. Hulpeloos en bijna zielig keek hij naar de zich ontkledende anderen. Met zijn veldwachters bleef hij tussen al het ontstane