Voorwoord
Lang heb ik ermee gewacht om wat hier volgt op te schrijven. Het paste immers niet in het patroon der concentratie-kampbelevenissen, ik was bang dat de manier waarop ik over die ervaringen zou vertellen, de ernst en de tragiek ervan zou kunnen kleineren. Toch, als we elkaar weerzien, de kampgenoten van Sachsenhausen en Ravensbrück, en we halen herinneringen op aan de tijd doorgebracht in het kz, dan komen zelden de macabere episoden ter sprake. Avonden lang kunnen we vertellen over dingen in de marge van het grote moorden; dingen die in de ogen van anderen misschien futiel zijn, maar die voor ons toen het leven uitmaakten.
Trouwens, hoe zouden wij daarzonder er het leven afgebracht hebben? Zelfs onder omstandigheden als die in het kz, tracht een mens een leefbare oplossing te vinden voor de moeilijkheden van de dag. Er bestond, allicht, de troosteloze ellende waar anderen over geschreven hebben. Tussen dat alles door werd er echter geleefd, hartstochtelijk soms, in het geloof eenmaal aan die ellende te ontkomen.
Als ik heel eerlijk ben, moet ik zelfs bekennen, in die kamptijd minder ongelukkig te zijn geweest dan eigenlijk vanzelfsprekend was. De grenzen van het bestaan waren enger getrokken; het leven was overzichtelijker. Het beperkte zich bijna tot pogingen