Dichterschap en koopmanschap in de zestiende eeuw. Omtrent de dichters Guillaume de Poetou en Jan vander Noot
(2016)–K.J. Bostoen– Auteursrechtelijk beschermdHoofdstuk 3. Bibliografie van Guillaume de Poetou1. Uitgaven genoemd in de secundaire literatuurIn naslagwerken en artikelen worden de volgende uitgaven van werk van Guillaume de Poetou vermeld: Hymne de la Marchandise (HM)
La grande Liesse (LGL)
OEuvres (titel is onzeker) OEuvres, Antwerpen 1564.
A Jésu-Christ Cantique (JCC) JCC, Antwerpen, Aeg. Diest, 1566.
Suite du Labeur en Liesse (SLL) SLL, Antwerpen, Aeg. Diest, 1566.
Trois Livres(titel onbekend) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Kritische opmerkingenHymne de la MarchandiseReeds in 1585 verschenen de eerste bibliografische gegevens omtrent de werken van Guillaume de Poetou in druk. In de catalogus van de heer van Vauprivas, Antoine du Verdier, vinden we het volgende: GUILLAUME DE POETOU Béthunois a escrit: Sa grande Lyesse en plus grand labeur, contenant Odes, & Sonnes (impri. en Anuers 8o. par Iacques Syluius 1561). Hymne de la marchandise, consacré tant à tous senateurs & magistrats comme à tous personnages exerçans le gentil train de marchandise (impr. de mesmes).Ga naar eind1. Twee elementen in deze beschrijving geven aanleiding tot twijfel: de vroege datering en de naam van de drukker. Uit de biografie van Guillaume de Poetou weten we inmiddels dat de dichter in 1558 nog als graanhandelaar te Béthune werkzaam was en we vermoeden dat hij pas na die tijd emplooi in het buitenland heeft gezocht of heeft moeten zoeken, omdat hij zijn monopoliepositie te Béthune was kwijtgeraakt. Het is onduidelijk hoe lang Poetou's omzwervingen in Italië, Latijns-Amerika, Frankrijk, het Oostzeegebied, Engeland en Duitsland hebben geduurd, maar het is onwaarschijnlijk dat die hem slechts in totaal drie jaar zouden hebben gekost. Naar eigen zeggen verbleef hij alleen al in Genua driekwart jaar, nadat hij 20 maanden had gevaren voor Genuese kooplui.
Niet alleen het jaartal 1561, maar ook de naam van de drukker geeft problemen. In de vakliteratuur wordt een Jacques Sylvius slechts genoemd op grond van deze vermelding door Antoine du Verdier.Ga naar eind2. Daarentegen is de Antwerpse drukker Guillaume (Willem) Silvius niet alleen algemeen bekend, maar hij staat ook geboekstaafd als drukker van werk van Guillaume de Poetou. Vandaar dat ik geneigd ben te denken aan een tweevoudige foutieve opgave door Antoine du Verdier.Ga naar eind3. De gegevens uit Antoine du Verdier vindt men overgenomen in de Bibliotheca Exotica van Draudius uit 1610 en in de Memoires van PaquotGa naar eind4. uit 1765.
In 1859 wijdt iemand die zich verschuilt achter de initialen C.D. in het Bulletin du Bibliophile et du Bibliothécaire een tamelijk uitvoerige bijdrage aan Guillaume de Poetou.Ga naar eind5. Ook deze auteur vermeldt - net als Du Verdier en zijn navolgers - twee van Poetou's werken, namelijk de HM en de LGL. We moeten aannemen dat hij deze werken de visu beschrijft, want uit de HM citeert hij maar liefst vijfenveertig versregels en uit de LGL citeert hij de grafschriften die Guillaume de Poetou respectievelijk voor zijn vader en zijn moeder schreef. In een voetnoot wijst hij op het bestaan van de edities uit 1561 van zowel de HM als de LGL, die hij kent uit de secundaire literatuur, maar waarvan hij uitdrukkelijk zegt dat hij die anderszins niet kent. De edities die hij zelf heeft gehanteerd, stammen uit 1565. Als naam van de drukker geeft C.D.: ‘J. Silvius’.Ga naar eind6. Gezien het feit dat C.D. zijn beschrijvingen op grond van eigen waarnemingen moet hebben gemaakt, acht ik het niet erg waarschijnlijk, maar evenmin geheel uitgesloten, dat ooit nog een exemplaar uit 1565 opduikt waarin J. Silvius als drukker op de titelpagina wordt vermeld.
De befaamde bibliograaf Brunet geeft in 1863 de meest volledige bibliografie van de werken van Guillaume de Poetou.Ga naar eind7. Hij verwijst zelfs naar geveilde exemplaren van de HM en de LGL. Zo blijkt uit zijn opgave dat de bibliothecaris van de Arsenalbibliotheek te Parijs, Charles Nodier, zowel de HM als de LGL in zijn bezit had. In 1844 werd Nodier's bibliotheek geveild. In de gedrukte catalogus vinden we de volgende beschrijving: POETOU (Guillaume de). La grande liesse en plus grand labeur. auec la table copieuse pour facilement trouuer les odes et sonnets, plus son hymne de la marchandise. En Anvers, par Guillaume Silvius, imprimeur du roy. 1565, pet. in-12, mar. violet, fil. (Koehler). Volume très rare, omis des bibliographes, et que je cherche inutilement dans les catalogues; je n'en avais jamais vu d'autre exemplaire.Ga naar eind8. Uit deze beschrijving blijkt dat beide werken in één convoluut waren samengebonden: de HM achter de LGL. Brunet weet te melden dat het convoluut in 1844 voor 26 frs. werd geveild. Koper was vermoedelijk Baudelocque, wiens bibliotheek in 1850 bij Silvestre te Parijs werd geveild. Volgens Brunet bracht hetzelfde convoluut toen slechts 21 frs. op. In de veilingcatalogusGa naar eind9. die bij deze gelegenheid werd uitgegeven, staan beide werken beschreven. Brunet noemt de uitgave HM, Antwerpen, J. Silvius, 1565 niet, terwijl hij het artikel van C.D. wel kent, want hij noemt dit laatste wel. Kennelijk beschouwde Brunet de opgave van de drukkersnaam ‘J. Silvius’ als een zetfout voor het correcte ‘G. Silvius’.
Als eerste noemt Brunet ook de editie-HM, Antwerpen, Guillaume Silvius, 1569. Hij wijst hierbij op het bestaan van een exemplaar dat berust in de ‘Bibliothèque impériale’ (nu: Bibliothèque Nationale) te Parijs.
In 1928 werd in een tijdschriftartikel de catalogus van een privé-bibliotheek uitgegeven waarin twee werken van Poetou worden vermeld. Deze catalogus dateert, volgens de uitgever ervan die naliet de huidige bewaarplaats van dit handschrift te vermelden, uit de periode 1590-1613.Ga naar eind10. Eigenaar van de privé-bibliotheek was een zekere Jaspairt Scrieck, over wie verder niets bekend is. In die catalogus worden de titels van 59 werken in 61 banden vermeld. Het zijn alle boeken die, op één boek in het Latijn na, in het Frans zijn gesteld. De spelling van die titels bevat allerlei dialectische eigenaardigheden die naar Zuid-Vlaanderen of Noord-Frankrijk verwijzen, zoals: ‘Franchois, anchien, prononchez, plache’. Eveneens naar Zuid-Vlaanderen, met name naar Rijsel, verwijst een handschrift dat Jaspairt Scrieck van zijn oom Pierre Scrieck heeft geërfd en dat is getiteld: ‘Coustumes generalles de la salle, baillie et chastellenie de Lille auecq les coustumes localles et particulieres de plusieurs lieux gisans en ladite chastellenie de Lille, ressortissans en la souueraineté dudit Lille, escriptes a la main, delaissees par mon feu oncle, Pierre Scrieck, que Dieu ayt en gloire’.Ga naar eind11. De boeken in de catalogus van Jaspairt Scrieck stamden uit het bezit van zijn vader, wiens naam helaas niet is overgeleverd. Dit blijkt uit de titel van de catalogus in kwestie, waarin ook wordt gesteld dat dit slechts een deel is van zijn vaders boeken, die tot Jaspairts spijt voor het overige geveild zijn: ‘S'ensuyuent les noms des libures a moy Jaspairt Scrieck appertenans delaissés de mon feu pere et par moy retenuz, plusieurs aultres liures vendus a la vendue a mon grand regret’. Aan het eind van de catalogus worden ook nog de titels van twee werken opgegeven die Jaspairt Scrieck op 7 november 1613 heeft gekocht van Catherine Muyssart, ongehuwde dochter van wijlen advokaat Anthoine Muyssart.Ga naar eind12. Verder wordt in de catalogus geen enkel boek genoemd dat protestants is van strekking, maar wel boeken die wijzen op de katholieke achtergrond van de bezitter.
Uit de titelbeschrijving die in de catalogus van Scrieck wordt gegeven van de werken van Poetou, blijkt dat het hier gaat om een exemplaar van de HM waarachter een exemplaar van de LGL is gebonden. De namen van de dichter en van de drukker in deze beschrijving zijn evenwel zo verbasterd, dat Barroux die werken kennelijk niet heeft kunnen thuisbrengen. De titelbeschrijving luidt als volgt: Hymne de la marchandise consacrée à tous illustres senateurz et magistratz comme a tous nobles personnaiges exerceantz le gentil train des rnarchandises. Par Guillaurne de Preton, bethunois pour leur estrennes et souhait de bonne année. Plus: sa grande liesse en plus grand labeur, dedié aux tresnobles et vertueux seigneurs Stephan Gentilli et Joanni Grimaldi pour estreines quy leur souhaitte tresheureuses. En Anuers par Guillaume Plains, imprimeur du Roy, l'an M.d.lxv.Ga naar eind13. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
La grande LiesseDe uitgave-LGL, Antwerpen, Jacques Sylvius, 1561 wordt samen met de uitgave HM, 1561 vermeld door Antoine du Verdier, Draudius, Paquot en Brunet. Voor deze uitgave gelden dezelfde opmerkingen als die gemaakt zijn bij de bespreking van de uitgave-HM, 1561.
Wat de editie-LGL, Antwerpen, J. Silvius, 1565 betreft: dat deze uitgave heeft bestaan, acht ik niet geheel uitgesloten, maar toch niet waarschijnlijk. In deze opvatting voel ik mij gesterkt door het feit dat Brunet deze opgave van C.D. kennelijk als foutief beschouwt.
Van de editie-LGL, Antwerpen, Guillaume Silvius, 1565 staat vast dat zij bestaat, gezien het eenvoudige feit dat twee exemplaren ervan nu in openbaar bezit zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OEuvresDe benedictijnermonnik Louis-Mayeul Chaudon (1737-1817) publiceerde voor het eerst in 1766 zijn bibliografische standaardwerk: de Nouveau dictionnaire historique. Van Chaudons standaardwerk werd in 1810 een negende druk bezorgd door Antoine-François Delandine. Het is in deze uitgaveGa naar eind14. dat aan het slot van een lemma, gewijd aan Guillaume de POETON (sic), wordt meegedeeld: Ses OEuvres ont été irnprimées à Anvers, un volume in-12, 1564.Ga naar eind15. De samenstellers van deze Dictionnaire geven een tamelijk uitvoerige levensbeschrijving van de dichter, die is gebaseerd op hun lectuur van zowel de HM als de LGL. Vandaar dat we mogen aannemen dat ze beide werken de visu kenden, vooral ook omdat ze de eerste twaalf verzen van La Passion et résurrection de notre rédempteur Jésus Christ uit de LGL citeren. We zouden een afzonderlijke titelbeschrijving verwachten van de HM en de LGL, maar deze ontbreekt. Ze noemen deze werken wel bij naam. Vanwege het de visu-aspect ben ik geneigd deze samenstellers het voordeel van de twijfel te gunnen voor wat het bestaan van de editie-1564 betreft.
De Nouvelle biographie générale vermeldt op grond van Chaudons gegevens: Les oeuvres de Poëtou ont été réunies à Anvers (1564, in-12).Ga naar eind16. De suggestie dat het verzameld werk van Guillaume de Poetou in 1564 te Antwerpen zou zijn verschenen, berust waarschijnlijk op een onjuiste interpretatie van de bibliografische gegevens in Chaudons Dictionnaire (Zie verderop onder: 3. Overgeleverde exemplaren in openbaar bezit. V. Opmerkingen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A Jésu-Christ CantiqueDe enige uitgave die tot nu toe bekend is, stamt uit 1566. De oudste vermelding ervan in de secundaire literatuur is te vinden in een artikel van graaf Achmet d'Héricourt uit 1851.Ga naar eind17. In zijn artikel doet Héricourt verslag van zijn gelukkige vondst. In de bibliotheek van Louis Dancoisne, een geleerd deskundige op het gebied van de munt- en penningkunde, maar ook bekend als bibliofiel,Ga naar eind18. had Héricourt twee onbekende werken van Guillaume de Poetou ontdekt, namelijk de A Jésu-Christ Cantique (JCC) en de Suite du Labeur (SLL). Uit de JCC citeert Héricourt het kwatrijn dat aan de prozaopdracht voorafgaat. Hij citeert ook een aantal regels uit die prozaopdracht aan de Antwerpse stadsregeerders en de eerste strofe uit de Cantique. Voorts vermeldt hij het sonnet dat door Guillaume de Poetou aan Antonio de Tassis, de Antwerpse postmeester, werd opgedragen. Hij noemt ook nog de chronogrammen van Hadrianus Junius (die door Héricourt verkeerdelijk met de term ‘anagrammes’ worden aangeduid).Ga naar eind19.
In het reeds genoemde artikel van C.D. uit 1859 wordt verwezen naar de bijdrage van Héricourt. Hierin geeft C.D. een beschrijving van JCC. Onjuist hierin is de opgave: 16 ff., terwijl Héricourts opgave van 16 pp. correct is. Verder vermeldt C.D. dat een exemplaar van dit werk zich bevindt te Atrecht in de bibliotheek van de heer Dancoisne.Ga naar eind20. Ook Brunet (1861) noemt deze uitgave, maar in tegenstelling tot C.D. geeft hij het correcte aantal pagina's op.Ga naar eind21. Helbig geeft in 1876 een beschrijving die berust op die van Héricourt.Ga naar eind22.
Wanneer de Antwerpse historicus Prims in 1934 in de Gazet van Antwerpen een artikel over Guillaume de Poetou publiceert, is de aanleiding daarvan de aankoop door generaal J. WillemsGa naar eind23. van een convoluut met de JCC en de SLL. Prims citeert de tiende strofe uit de Cantique in haar geheel en gedeelten van de strofen 28, 29 en 31 en geeft als waarderend besluit dat er ‘nog tal van mooie verzen, van helderklinkende zinnen, in dit gedicht’ te vinden zijn.Ga naar eind24. Zijn grootste aandacht gaat evenwel duidelijk uit naar de SLL. Interessant is Prims' mededeling dat van de JCC nog een exemplaar bestaat dat berust in de Rothschildcollectie.Ga naar eind25. In de catalogus van deze bibliotheek treft men dan ook een volledige beschrijving van de JCC aan.Ga naar eind26.
Tot de neerlandistiek is het bestaan van de JCC doorgedrongen via een moderne tekstuitgave van Vander Noots vroege werk. Hier vindt men ook de verwijzing naar het artikel van Prims.Ga naar eind27. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suite du Labeur en LiesseHéricourt is de eerste die aan dit werk aandacht besteedt en die eruit citeert. Zijn citaten bevatten echter enige afwijkingen in vergelijking met de tekst van de overgeleverde exemplaren, terwijl deze exemplaren geen verschillen ten opzichte van elkaar vertonen. Vandaar de vraag: zou er soms sprake zijn van twee uitgaven SLL in 1566 of is hier sprake van varianten binnen één editie?
Drie soorten afwijkingen constateer ik:
De verwarring is eenvoudig te verklaren: Héricourt heeft kennelijk over het hoofd gezien dat de ode, gericht aan de Antwerpse overheid, niet door Vander Noot is geschreven. Dit komt vermoedelijk doordat - in tegenstelling tot eerdere gedichten in de bundel - de naam van de auteur niet in de titel van het gedicht wordt vermeld. We kunnen deze fout onmogelijk een anonieme zetter in de schoenen schuiven. Hier is sprake van een slordigheid van Héricourt.
De onontkoombare conclusie aangaande de drie soorten afwijkingen is dan ook dat zij niet op rekening moeten worden geschreven van het bestaan van verschillende edities of van varianten binnen eenzelfde editie, maar op rekening van Héricourt.
De SLL wordt evenals de JCC vermeld in het artikel van C.D. (1859) en bij Brunet (1861) die verwijst naar de artikelen van Héricourt en van C.D.
Bekend met de SLL was ook de Brusselse antiquaar Fr.-J. Olivier. Vanaf 1865 publiceerde Olivier zijn antiquariaatscatalogus in afleveringen. Zo bood hij in dit jaar een Vander Noot-convoluut aan.Ga naar eind31. Uit de toelichting bij dit Vander Noot-nommer valt op te maken dat hij Guillaume de Poetou's SLL heeft doorgenomen, om er de verwijzing naar Vander Noots leeftijd uit over te nemen: Van der Noot, gentilhomme, est né en 1540 à Anvers, comme il résulte de la dédicace du Svite du labevr en liesse, de Guillaume de Patou [sic], Béthunois, poésies imprimées à Anvers chez Aeg. Diest en 1566, in-4o. Jean Van der Noot y est intitulé son Mécène et vray fauteur de tovs bons esprits: ce poète avait alors 26 ans et occupait la charge importante d'Eschevin de la flourissante Anvers.Ga naar eind32. Ook Helbig (BNB) kent de SLL, maar het is niet vast te stellen of hij het werk ooit in handen heeft gehad. Dit laatste is geen vraag meer voor wat betreft de Antwerpse historicus Prims. Deze besteedt veel aandacht aan de SLL: hij citeert de laatste twee verzen van het sonnet voor Vander Noot (fol. 1v), vijf regels uit de eerste antistrofe van de daaropvolgende ode voor Vander Noot (fol. 2r), de eerste zeven verzen van de derde antistrofe van dezelfde ode (fol. 3v) en een flink aantal regels hier en daar genomen uit de antwoord-ode van Vander Noot (fol. 8r, 10v en 11r).Ga naar eind33.
In de moderne teksteditie van Jan vander Noots Het Bosken en Het Theatre worden de varianten in de gedichten die Guillaume de Poetou en Vander Noot voor elkaar schreven overzichtelijk weergegeven. Het blijkt onder meer dat Jan vander Noot eigenhandig de titels die Guillaume de Poetou boven zijn gedichten voor hem in de SLL plaatst, en die een tamelijk snorkerige indruk maken, heeft vereenvoudigd in de latere versie, vergelijk bijvoorbeeld: AU NOBLE SEIGNEUR MON SEIGNEUR JAN VANDER NOOT, ESCHEVIN D'ANVERS, MON MECENE, & fauteur de tous bons Esprits. (Bron: SLL, fol. 65v)
met Autre Sonet dudit Poetou. Au Poète son Moecene, en luy dédiant vn Livre. (Bron: Het Bosken, fol. F1r) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trois Livres escript en RitmesEen verwijzing naar tot dusver onbekend werk van Guillaume de Poetou die in de vakliteratuur nauwelijks aandacht heeft gekregen, stamt uit 1918.Ga naar eind34. Dit onbekende werk van Guillaume de Poetou berustte in de bibliotheek van de geuzenleider Hendrik van Brederode. In de inventaris van diens bibliotheek te Vianen die van 13 tot 22 mei 1567 op last van Margaretha van Parma werd opgemaakt, worden een aantal ‘Walsche boecken’ genoemd die zich bevonden in een ‘cleyn camerken’ bij de bibliotheek op kasteel Batestein. Onder de opgesomde boeken vindt men: Trois Liures escript en Ritmes à messeigneurs le prince et Brederode per Guilame de poictou betunois In de marge hierbij staat de aantekening: ‘Dese heeft de graue van meghen.’Ga naar eind35.
Guillaume de Poetou's werk vond dus kennelijk een gretige, nieuwe eigenaar in de persoon van Karel van Brimeu.Ga naar eind36.
Hoe moeten we nu de in de inventaris opgegeven titel interpreteren? Gaat het hier om drie (gedrukte) boeken met gedichten (lett.: op rijm geschreven) opgedragen aan de Prins en aan Brederode? Of zijn het drie handschriften? Of wellicht een handschrift met poëzie in drie delen? Salverda de Grave dacht aan een handschrift of aan handschriften en herspelde de titel uit de inventaris als: Trois livres écrits en rimes à Messieurs le Prince (d'Orange?) et Brederode.Ga naar eind37. Slechts in het geval dat ‘écrits’ (escripts) bij ‘en rimes’ (en Ritmes) hoort, is volgens hem hier sprake van een gedrukt boek en niet van een handschrift.Ga naar eind38. Van Selm denkt ook eerder aan een handschrift dan aan een gedrukt werk: ‘Gezien de wijze van beschrijven van gedrukte bronnen in de zestiende eeuw en in deze inventaris’Ga naar eind39. lijkt het hem zeer onwaarschijnlijk dat bij gedrukte boeken de namen worden genoemd van hen aan wie het werk in kwestie wordt opgedragen, en dat wordt vermeld dat ze in verzen zijn geschreven. Ik sluit mij bij deze opvatting aan en acht het waarschijnlijk dat we hier met een publikatie in handschrift te maken hebben. Een gedrukt exemplaar van Guillaume de Poetou's werk dat aan de beschrijving uit de inventaris beantwoordt, heb ik althans niet teruggevonden in de door mij geraadpleegde literatuur.
De combinatie Oranje en Brederode kan ons wel helpen om het werk dat we - tot het tegendeel wordt aangetoond - als een handschrift zullen beschouwen, nader te dateren. Uit die tijd zijn mij andere voorbeelden bekend van werk dat aan de Prins werd opgedragen, maar niet van werk opgedragen aan Brederode.Ga naar eind40. Wat is het meest waarschijnlijke tijdstip waarop een Franstalige dichter te Antwerpen werk aan beide heren opdraagt? We weten dat Hendrik van Brederode en Willem van Oranje samen deel uitmaakten van het Verbond der Edelen. Dit feit raakte reeds in januari 1566 openlijk te Antwerpen bekend.Ga naar eind41. Een opvallend voorbeeld van een gezamenlijk optreden naar buiten toe vertonen Oranje en Brederode op 13 juli 1566, wanneer Brederode met 200 gewapende ruiters de Prins te Antwerpen inhaalt.Ga naar eind42. Brederode was vanaf 11 april 1566 te Antwerpen steeds meer op de voorgrond getreden en hij zou pas op 15 juli van hetzelfde jaar de stad verlaten.Ga naar eind43. Toen hij de Prins op 13 juli inhaalde, moet Brederode in de ogen van een aantal Antwerpenaren als de aankomende sterke man zijn beschouwd. Vandaar dat ik het waarschijnlijk acht dat Guillaume de Poetou het bewuste handschrift ter gelegenheid van Oranjes intocht op of rond 13 juli 1566 aan Oranje en Brederode samen heeft opgedragen en geschonken.
Het is onvoorstelbaar dat iemand aan deze beide prominente figuren van de oppositie tegen de uitvoering van de plakkaten een werk opdraagt zonder dat hijzelf op dat moment protestantse sympathieën heeft. Men bedenke hierbij dat het vermoedelijke tijdstip waarop Guillaume de Poetou zijn werk opdroeg, overeenkomt met wat we weten over het tijdstip van Vander Noots overgang tot het protestantisme, namelijk ergens tussen 14 april en 14 november 1566.Ga naar eind44. Wellicht is het zelfs Jan vander Noot geweest, die de dichter Guillaume de Poetou in contact heeft gebracht met de geuzenleider Hendrik van Brederode. Als ex-schepen van Antwerpen beschikte Vander Noot over de nodige contacten op dat niveau.
Wat is er met het werk van Guillaume de Poetou gebeurd? Waar is het terechtgekomen?
Volgens een aantekening in de marge van de inventaris had de graaf van Megen zich dit werk terstond toegeëigend. Opmerkelijk is dat het Karel van Brimeu alleen om dit ene werk te doen is geweest. In de inventaris worden immers meer dan 200 boeken opgesomd en dit is het enige waarbij een aantekening van deze strekking voorkomt. Het is overigens de vraag of Megen dit werk in zijn bezit heeft kunnen houden. Het was althans ook niet aan het oor van Margaretha van Parma ontsnapt dat Erik van Brunswijk uit dezelfde confiscatie zich enkele spullen (‘niet meer waard dan een schapebout’) had toegeëigend.Ga naar eind45. Mocht dit werk wel in het bezit van de Gelderse stadhouder zijn gebleven, dan is het na zijn dood in 1572 in het bezit gekomen van zijn weduwe, Maria van Brimeu, die in 1605 overleed. Maria trad voor de tweede keer in het huwelijk in 1580 met Karel van Croy († 1612). Mogelijk is Guillaume de Poetou's werk in de rijke bibliotheek van Karel van Croy terechtgekomen. Helaas loopt het spoor hier dood. Er heeft weliswaar een veilingcatalogus bestaan van deze bibliotheek die in 1614 was gedrukt te Brussel bij R. Velpius en H. Antonius, maar het enige exemplaar dat bekend is,Ga naar eind46. berustte vóór 1914 in de Universiteitsbibliotheek te Leuven waar het precies 300 jaar na zijn verschijning werd vernietigd, toen de hele bibliotheek ten gevolge van de ‘furor teutonicus’ in de as werd gelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitVan de uitgaven HM 3, HM 4, LGL 3, JCC en SLL kan met zekerheid worden gesteld dat ze niet fictief zijn, aangezien hiervan een of meer exemplaren zijn overgeleverd. De uitgaven HM 1 en LGL 1 moeten worden afgewezen, aangezien de drukker Jacques Sylvius onbekend is en het jaartal niet strookt met wat nu over het leven van Guillaume de Poetou bekend is.
De uitgaven HM 2 en LGL 2 worden afgewezen omdat een exemplaar met de drukkersnaam J. Silvius tot nu toe niet is getraceerd en er daarentegen wel exemplaren uit hetzelfde jaar zijn teruggevonden met de drukkersnaam Guillaume Silvius. Daarbij is een drukker die luistert naar de naam J. Silvius onbekend.
De uitgave OEuvres wilde ik voorlopig het voordeel van de twijfel gunnen, gelet op ‘Chaudon’ die een de visu-opgave bevat.
De uitgave Trois Liures wordt als een handschrift beschouwd, gezien het karakter van de beschrijving in de inventaris-Brederode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Overgeleverde exemplaren in openbaar bezitGa naar eind47.I. Hymne de la | Marchandise: | consacree, tant a | tovs illvstres Senatevrs, | et Magistrats: comme a tovs | nobles Personnages, exerceants le gentil train | de Marchandise. I Par Guillaume de Poetou Bethunois, pour | leurs Estreines, & souhait de | bonne annee. | Plvs: Sa grande Liesse, en | plus grand Labeur, dedié aux tresnobles, & ver- | tueux Seigneurs Stephano Gentilli, & Joanni Gri- | maldi pour Estreines qu'il leur souhaitte tresheureu- | ses. | [Vignet] | En Anvers, | Par Guillaume Silvius, | Imprimeur du Roy, | l'An M.D. LXV. ||Opbouwformule: 8o: A -C8; 24 folia.
Exemplaar in: BM Versailles, Goujet in-8o 88 (eerste deel van een convoluut). Provenance: Dit exemplaar is afkomstig uit de bibliotheek van de benedictijnenabdij St.-Vaast te Atrecht. Dit blijkt uit de handschriftelijke aantekening van een tijdgenoot op de titelpagina die luidt: ‘Bibliotheca Monasterij S. Vedasti Atrebaten [...?]’. Onderaan op deze pagina staat in dezelfde hand geschreven: ‘Exemplar secundum’ (het is dus een tweede exemplaar).
Gezien zijn huidige signatuur is dit exemplaar ooit in het bezit gekomen van de Franse literair-historicus Claude-Pierre Goujet (1697-1767) wiens boekenbezit nog tijdens diens leven werd aangekocht door de hertog van Béthune-Charost, een bekende filantroop. Wanneer het boek in de Bibliothèque Municipale is terechtgekomen, is onbekend.Ga naar eind48. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OpmerkingenIn dit exemplaar is geknoeid in het impressum. Over het Romeinse cijfer V heen, in het jaartal M.D. LXV., is ‘IX’ geschreven in inkt en vlak achter deze IX staat ‘64’ toegevoegd, eveneens in inkt. Tussen het drukkersvignet en het impressum staat het correcte jaartal toegevoegd, namelijk 1565. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. La | grande Liesse I en plvs grand Labevr, | de Guillaume de Poetov Bethv- | nois, dedie avx tresnobles et ver- | tueux Seigneurs Stephano Gen- | tilli, & Ioanni Gri- | maldi: Pour estreines qu'il leur | souhaite tresheureuses. | Auec la Table copieuse pour facilement trouuer | les Odes & Sonnets. | Plus: son Hymne de la Marchandise, consacree tant | à tous illustres Senateurs & Magistrats, com- | me à tous Nobles Personnages exerceants le gentil | train de Marchandise, pour leur estreines & | souhait de bonne annee. | [Vignet ] | En Anvers, | Par Guillaume Silvius, Imprimeur du Roy, | l'An M.D. LXV. ||Opbouwformule: 8o: A -K8; 80 folia.
Exemplaren in:
Provenance: De herkomst van het exemplaar uit Versailles is dezelfde als die wordt beschreven onder: I. HM (1565). De herkomst van de exemplaren uit Gent en Parijs komt nog verderop aan de orde onder: V. HM (1569). Beide exemplaren vormen een convoluut met een exemplaar van de editie-HM (1569). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:In het Gentse en het Parijse exemplaar ontbreekt het fol. A1r (titelblad). Het zetsel van deze twee exemplaren is gelijk aan dat van het in 1565 gedrukte en te Versailles bewaarde exemplaar (dit werd voor zowel het Gentse als het Parijse exemplaar vastgesteld door collatie met transparante kopieën,Ga naar eind49. gemaakt van het exemplaar uit Versailles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. A Iesv-Christ | Cantiqve povr | la memorable et insigne | Victoire des Chrestiens | contre les Turcs deuant | l'Ile de Malte, en l'An | [lijn] | M.D. LXV. | En vers Lyriques, I par Guillaume de Poetou Betunois. | [Vignet] | En Anvers. | De l'Imprimerie AEg. Diest. | Cvm Privilegio. | M.D. LXVI. ||Opbouwformule: 4o: A -B4; 8 folia.
Exemplaren:
Provenance: Het Leidse exemplaar werd in februari 1981 verworven bij de Parijse antiquaar Pierre Bérès. In 1967 of 1968 had Bérès het convoluut aangekocht uit de nalatenschap van generaal Willems (overleden in 1957).Ga naar eind50. Blijkens de mededeling van Prims in november 1934 had Jacques Willems het convoluut toen pas sinds ‘enkele maanden’ in zijn bezit.Ga naar eind51. In juni 1932 was het op een veiling van Gilhofer en Ranschburg te Luzern te koop aangeboden.Ga naar eind52. Het was afkomstig uit de bibliotheek van de Tsaren te Tsarskoje Sjelo (nu: Djetskoje Sjelo). Het moet pas relatief laat in het bezit van de Tsaar zijn gekomen, namelijk tussen 1865 en het uitbreken van de Russische Revolutie, aangezien hetzelfde convoluut wordt vermeld in de catalogus van de bibliotheek van Arthur Dinaux (overleden in 1864).Ga naar eind53. Dat het hier om hetzelfde exemplaar gaat, bewijzen Dinaux' aantekeningen op het schutblad voorin, die gedagtekend zijn: ‘Valenciennes 1846’. Dit is wellicht een aanwijzing voor het tijdstip van de aanschaf door Dinaux. Op hetzelfde schutblad bevindt zich ook een stempel van de Bibliotheca Heberiana, wat aangeeft dat het boek vóór Dinaux in het bezit van de Britse bibliofiel Richard Heber (1774-1833) is geweest, wiens boekenbezit in Engeland in de periode 1834-1836 bij Sotheby, Evans en Wheatley werd geveild. In de twaalfdelige veilingcatalogus wordt Guillaume de Poetou's werk echter niet vermeld.Ga naar eind54. Er is evenmin een vermelding te vinden in de Gentse catalogus van de veiling van een deel van deze bibliotheek.Ga naar eind55. De Parijse veilingcatalogus waarin nog een ander deel van de Bibliotheca Heberiana wordt beschreven maar die ik niet heb kunnen raadplegen, bevat wellicht de vermelding van ons convoluut.Ga naar eind56. Dat er drie afzonderlijke veilingen hebben plaatsgevonden, namelijk te Gent, Londen en Parijs, komt doordat Heber bij zijn dood een aantal met boeken volgestouwde huizen naliet, verspreid over Engeland, België en Frankrijk. Het spoor terug verzandt dus hier bij deze legendarische Britse bibliomaan.Ga naar eind57.
Het Parijse exemplaar - een convoluut bestaande uit SLL en JCC - bevond zich in de collectie van baron James de Rothschild. Het wordt reeds in het eerste deel (uit 1884) van zijn catalogus vermeld.Ga naar eind58. Een groot deel van deze collectie is in de Bibliothèque Nationale terechtgekomen; het convoluut met de twee werken van Guillaume de Poetou berust in een onderafdeling van de afdeling handschriften, namelijk in de Réserve des Manuscrits. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Het schutblad van het Leidse exemplaar bevat interessante, bibliografische aantekeningen betreffende Guillaume de Poetou van de hand van Arthur Dinaux. Hierin wijst Dinaux onder meer op het bestaan van een vermelding in de catalogus-Nodier.
Het Parijse exemplaar bevat geen enkele aantekening in handschrift. Men zal zich herinneren dat graaf d'Héricourt in 1851 de JCC en de SLL kon raadplegen in de bibliotheek van de Artesische bibliofiel Dancoisne († 1893). Men zou geneigd zijn te denken dat het exemplaar uit de voormalige Rothschild-collectie en het exemplaar-Dancoisne identiek zijn. Aangezien Dancoisne in 1893 is overleden en aangezien de catalogus-Rothschild in 1884 Guillaume de Poetou's werken vermeldt, is dit onwaarschijnlijk. Gelet op de samenstelling van het convoluut uit de collectie Rothschild (eerst: SLL, daarachter: JCC), een volgorde die identiek is aan die uit de catalogus-Nodier (1844), meen ik dat het Parijse exemplaar eerst Charles Nodier als bezitter heeft gehad, daarna E. Baudelocque, en daarna pas James de Rothschild.
Zijn de JCC en SLL uit de collectie-Dancoisne soms identiek aan het convoluut uit het bezit van Arthur Dinaux? Dit is uitgesloten, aangezien Dinaux in 1846 zijn aantekening maakt op het schutblad en pas in 1864 overlijdt, terwijl Héricourt beide werken (hij spreekt van ‘deux opuscules’) in 1851 in de bibliotheek van Dancoisne kon raadplegen.
We moeten dus besluiten dat zowel van de JCC als van de SLL in de negentiende eeuw nog een derde exemplaar bestond dat momenteel nog niet is getraceerd.
Tenslotte nog dit: bij collatie met behulp van transparante xerokopieën kon ik in het Leidse en Parijse exemplaar geen tekstvarianten ontdekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Svite | dv Labevr en Liesse, | de Guillavme de Poetov | Dedié à Monsieur Ian Van-der Noot | Escheuin de la flourisante Anuers, | non moins noble & genereus, | que docte & vertueus. | [Vignet] | En Anvers. | De l'Imprimerie AEg. Diest. | Cvm Privilegio. | M.D.LXVI. ||Opbouwformule: 4o: A -Q4, R2; 66 folia.
Exemplaren:
Provenance: Deze exemplaren hebben dezelfde herkomst als de exemplaren van de JCC die onder III zijn genoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Zoals bij JCC ook al het geval was, kon ik in de beide geraadpleegde exemplaren van SLL evenmin tekstvarianten ontdekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Hymne de la | Marchandise: | consacree, tant a tovs il- | lustres Senateurs, & Magistrats: comme à tous nobles Personnages, exerceants le gentil | train de | Marchandise, | Par Guillaume de Poetou Bethunois, pour leurs | Estreines, & souhait de bonne annee. | (Vignet] | En Anvers, | Par Guillaume Silvius, Imprimeur du Roy, | l'an M.D.LXIX. ||Opbouwformule: 8o: A-C8; 24 folia.
Exemplaren:
Provenance: Op de binnenzijde van de achterflap van het Gentse exemplaar staat aangetekend dat het werk werd aangekocht te Parijs in mei 1904 op de veiling-Herpin, lot. no 41, voor 40 frs. plus 15 frs. kosten. Over Herpin, een verzamelaar van Franse literaire werken uit de zestiende eeuw, is mij niets méér bekend dan wat op de titelpagina van zijn Bibliothèque Poétique vermeld staat.Ga naar eind59. Het Parijse exemplaar komt oorspronkelijk uit de St.-Vaastabdij te Atrecht. Dit leid ik af uit de aantekening onderaan de titelpagina die luidt: ‘Exemplar primum’. Deze aantekening is van dezelfde hand als de aantekening ‘Exemplar secundum’ in het exemplaar van de HM uit Versailles. Blijkens een aantekening in een andere hand is het boekje in gebruik geweest van f. (= frater?) Natalis Boullin. Wie deze Boullin is geweest, heb ik niet kunnen achterhalen. Op de titelpagina is het jaartal van het jaar van uitgave: M.D.LXIX. gecorrigeerd in inkt: ‘64’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:In het Parijse exemplaar is links naast het drukkersvignet (in dezelfde hand als van de aantekening: ‘In Usum f. Natalis Boullin’) een vrome - wellicht ten aanzien van de inhoud van het boekje, kritisch bedoelde - opmerking toegevoegd, namelijk ‘deus scit cogitationes hominum | quoniam vanae sunt’ (wat overeenkomt met in de Vulgaatvertaling Ps. 93:11 ‘Dominus novit cogitationes hominum quia vanae sunt’). Zoals reeds is vermeld, bevat de titelpagina de aantekening ‘exemplar primum’ en de toevoeging ‘64’ naast het jaartal M.D.LXIX. Ik vermoed dat dezelfde corrector heeft gemeend het jaar van uitgave in de HM-1565 (nu: ex. BM Versailles) te moeten wijzigen. In eerste instantie was het jaartal M.D. LXV in dit exemplaar in overeenstemming gebracht met dat van het huidige Parijse exemplaar, namelijk M.D.LXIX. Daarna werd ook aan dit laatste jaartal ‘64’ toegevoegd.
Er bestaat een kans dat met behulp van deze gegevens de uitgave-OEuvres (1564) die door Chaudon werd vermeld, als een ‘ghost’ kan worden geïdentificeerd. Vermoedelijk is de uitgave-OEuvres niets anders dan de uitgave-HM (1569) met de uitgave-LGL (1565) waarvan Chaudon wellicht het Parijse convoluut in handen heeft gehad. Dit convoluut bestaat immers uit een exemplaar van de HM met het jaar van uitgave op het titelblad gecorrigeerd tot ‘64’ (lees: 1564) en uit een exemplaar van de LGL waarvan het titelblad ontbreekt.
Het titelblad van het Parijse exemplaar van de HM (1569) bevat nog meer aantekeningen in inkt op het titelblad, die echter allemaal zijn doorgehaald en onleesbaar gemaakt; doorgehaald, maar leesbaar zijn echter de aantekeningen ‘F2’ en ‘1765’. Het schutblad tegenover het titelblad bevat, behalve (in potlood) de huidige signatuur ‘Ye 1765-1766’, nog twee signaturen (in inkt), namelijk ‘Y. 4615’ en ‘Y. 3155 30.’. Deze laatste signatuur is doorgehaald.
Het zetsel van zowel het Gentse als van het Parijse exemplaar is met uitzondering van het titelblad echter gelijk aan dat van het exemplaar uit Versailles (HM-1565). Het drukkersprivilege, dat op de versozijde prijkt van het titelblad van het exemplaar Versailles, ontbreekt in de exemplaren Gent en Parijs. Het privilege werd uitgereikt te Brussel op 1 december 1564 en het boek werd daardoor voor de periode van vier jaar tegen roofdrukken beschermd. Kennelijk poogde de Antwerpse drukker Silvius in 1569 het boek onder toevoeging van een nieuw titelblad weer voor de verkoop aantrekkelijk te maken en tevens zijn concurrenten de lust te benemen tot een heruitgave van dit werk. Het houdt tevens in dat het boek, waarvan de titel in het privilege wordt gegeven als: Hymne de la Marchandise, composé par Guillaume de Poetou, in 1569 nog niet was uitverkocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Gedichten van Poetou, opgenomen in werk van Vander NootI. Jan vander Noot: Het Bosken [Londen, Henry Bynneman, ca. 1570].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moderne tekstuitgave:Jan vander Noot: Het Bosken en Het Theatre. Ed. W.A.P. Smit en W. Vermeer. Amsterdam [enz.], 1953, pp. 67-77, pp. 94-96. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Het is interessant te zien hoe Poetou's gedichten kleine wijzigingen hebben ondergaan wanneer ze door Vander Noot in zijn werken worden opgenomen. Bij de weergave van die varianten heb ik mij echter beperkt: varianten betreffende spelling en interpunctie heb ik niet opgenomen. Wel opgenomen worden de correcties van Vander Noot op het gebied van woordkeuze, structuur van het vers en grammaticale fouten. Behalve deze verbeteringen treft men echter ook nieuwe fouten van Vander Noot aan; deze fouten worden hier eveneens vermeld.
Deze werkwijze bij de opgave van varianten is ook toegepast bij de hierna volgende collatie van de versies uit Das Buch Extasis en Poeticsche Werken. Wat de versie uit Het Bosken betreft: bij de collatie heb ik de editie Smit-Vermeer gehanteerd, met daarnaast microfilms van de exemplaren van Het Bosken die resp. te Gent en te Washington worden bewaard.
De onder l.a. genoemde tekst komt met uitzondering van de volgende varianten overeen met de versie in SLL fol. [A]2r - B3r.
Nieuwe fouten in de versie van Het Bosken:
Verder staan de woorden in kapitaal die in de SLL-versie vaak voorkomen, voor het grootste deel in de versie van Het Bosken in onderkastletter. Ook is het aantal woorden dat in de SLL-versie begint met een hoofdletter, in de latere versie aanzienlijk verminderd. Het opschrift van de ode in de SLL-versie luidt: ‘AV MESME SEIGNEVR. ODE.’.
De onder l.b. genoemde tekst komt in de SLL voor op fol. Alv. Bij vergelijking vindt men de volgende varianten:
1. Correctie van Vander Noot wat betreft de structuur van het vers:
2. Nieuwe fouten in de versie van Het Bosken:
Verder bevat de BT-versie, p. 95, vs. 8 nog een zetfout: ‘Per’ in plaats van ‘Par’ in de SLL-versie. In de BT-versie is ook het aantal hoofdletters beperkt en zijn de woorden in onderkastletter gezet die in de SLL-versie in kapitaal stonden. Het opschrift van het sonnet in de SLL-versie luidt: ‘A MON SEIGNEVR IAN VAN-DER NOOT, mon Mecene, & vray fauteur de tous bons esprits.’ In de SLL-versie is dit sonnet ondertekend met Poetou's motto: ‘EN LABEVR LIESSE’.
De onder l.c. genoemde tekst vindt men in de SLL op fol. l2r. Vander Noot blijkt een correctie wat betreft de woordkeuze te hebben aangebracht:
Verder bevat de BT-versie, p. 96, vs. 10 nog een zetfout: ‘incister’ in plaats van ‘insister’ in de SLL-versie. Ook hier is in de BT- versie het aantal hoofdletters verminderd en is voor woorden die in kapitaal waren gezet, nu de onderkastletter gehanteerd. Het opschrift van het sonnet in de SLL-versie luidt: ‘A MON SEIGNEVR IAN VAN-DER NOOT, ESCHEVIN DE LA FLOVRISSANTE ANVERS,’.
De onder l.d. genoemde tekst vindt men in de SLL op fol. R1v. De versie in Het Bosken blijkt twee nieuwe fouten te bevatten:
In de BT-versie is het aantal hoofdletters beperkt en zijn de in kapitaal gedrukte woorden verdwenen. Het opschrift van het sonnet in de SLL-versie luidt: ‘AV NOBLE SEIGNEVR MON SEIGNEVR IAN VAN-DER NOOT, ESCHEVIN D'ANVERS, MON MECENE, & fauteur de tous bons Esprits,’. In de SLL-versie had het sonnet ook een onderschrift meegekregen: ‘DE TA NOBLESSE Le treshumble, tresobeissant, & tresdeuot Guillaume de Poetou Betunois.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Jan vander Noot: Das Buch Extasis. Keulen, Felix Röschlin en Heinrich von Ach, [ca. 1576].
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moderne tekstuitgave:Jan vander Noot: The Olympia Epics. Ed. C.A. Zaalberg. Assen, 1965, [12]-[13], [30]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Van het onder II. a. genoemde fragment zijn de eerste zeven strofen te vinden in SLL op fol. A3v-B 1v. De laatste strofe bevindt zich in SLL op fol. B2v-B3r. Bij vergelijking (op basis van de facsimile-editie van de OE bezorgd door C.A. Zaalberg) treft men een correctie van Vander Noot aan wat betreft de woordkeuze en twee nieuwe fouten.
1. Correctie van Vander Noot:
2. Nieuwe fout in de versie-OE:
De overige varianten in de OE-versie zijn hoofdzakelijk zetfouten. De in kapitaal gedrukte woorden van SLL zijn verdwenen in de OE-versie. Het blijkt dat Vander Noot voor de versie in OE de versie van Het Bosken heeft gebruikt.
Het onder II. b. genoemde fragment vindt men in de SLL op fol. 12r. Dit fragment bevat geen noemenswaardige varianten. De varianten erin betreffen vrijwel uitsluitend zetfouten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Jan vander Noot: Poeticsche Werken. Antwerpen, Gilles vanden Rade, 1584-1585.fol. H1r-H2r: Ode met als opschrift: ‘GVILLAVME DE POETOV, A Monsieur M.I. VANDER NOOT, Gentil-hom-me, Patrice & Escheuin de la fleurissante ville d'Anvers.’ Begint met: ‘VANDER NOOT PACIFIQUE, [...]’ en is ondertekend met: D'Anuers le iije lanuier 1565 par le treshumble Sr. de vostre Sre. G. de Poetou. EN LABEVR LIESSE. Deuant le dernier vers de la 2. Antistrophe lisez, les Nymphettes compaignes’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moderne tekstuitgave:Jan vander Noot: De ‘Poeticsche Werken’. Ed. W. Waterschoot. Dl. 2, (1975), pp. 228-230. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opmerkingen:Deze ode van Guillaume de Poetou is te vinden in SLL op fol. A2r t/m B3r. Bij vergelijking (op basis van de facsimile-editie van PW door Waterschoot) treft men allerlei door Vander Noot gemaakte correcties aan en een aantal nieuwe fouten.
1. Correcties wat betreft woordkeuze en structuur van het vers:
2. Correcties van grammaticale fouten:
3. Nieuwe fouten in de versie-PW:
Wat de overige varianten betreft: de woorden in kapitaal die in de versie-SLL veelvuldig voorkomen, staan in de versie-PW in onderkastletter. Ook wordt in deze versie het gebruik van de hoofdletter aan het begin van een woord aanzienlijk teruggebracht.
Samenvattend kunnen we stellen dat ondanks de goede zorgen die Jan vander Noot aan de uitgave van Guillaume de Poetou's gedichten in zijn werken heeft besteed, deze latere versies toch meer fouten bevatten dan de oorspronkelijke versie in de SLL. |
|