A-saga, E-legende, O-sprook
(1879)–Abraham des Amorie van der Hoeven jr., Johannes Bosscha, Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
Lees - en Beef! | |
[pagina 21]
| |
Een vreemde heerscher betreedt Berthes erfdeel. Geen der edelen wederspreekt des wreeden Werners recht, het recht des sterksten. De vreemde heerscher, ten zetel der Wenden verheven, geeft het bevel: ‘Breng Berthe weg. Geen mensch helpe de zwervende: geen mensch geve der vernederde eten, dek en legerstede.’ Zeven weken heeft de verwezene Berthe het zwervend leven gerekt en geweend. Geen mensch vergezelde de wees, des edelen Egberts telg, Geen klepper, geen ezel zelf bereed ze. - De teedere wees heeft vergeefs gesmeekt. Nergens een helper: nergens verstrekt men Berthe legerstede en herberg. | |
[pagina 22]
| |
De peen, de bessen des velds geven eten: de beek en de melk des vees drenken de zwervende. Berthe bestreedt geen bekende streken meer: het felle weer, de elende, het leed bestelpen de tengere wees. De breede zee lekt den verhevenen berg. Een herder scheert het kleene vee: de weenende Berthe treedt hem tegen en smeekt met een bezweken stem, een beetje eten. De herder brengt het: meel en reevleesch versterken de stervende, en, veel meer, des herders redenen. De vergeten herder heeft de sterrenbeelden leeren kennen, en weet den mensch te spellen, hetgeen hem de Hemel eens bestemt en bedeelt. De herder, met Berthe neergezeten, leest de teekenen des Hemels en spreekt deze regels: ‘Wen 't wezeltjen den Held verzelt,
En hem de Beer een preek vertelt,
Heerscht Berthe weer, met eer hersteld.’
De herder heeft gezwegen en wenkt Berthe, verder te trekken. Ze heeft hem | |
[pagina 23]
| |
begeven. Steeds beklemmen vrees en wee het herte der weeze. Weer zeven weken zwerft ze verder en verder, en wenscht te sterven. De lente verdween. Berken en esschen en elzen werden geel. Geen vee betreedt meer het veld en deelt melk mede. De regen klettert: meeren en beken zwellen. Berthe verwenscht het leven en het levenswee. Het sterven, denkt ze, geeft vrede: geen leed, geen letsel deert meer. Tegen een berg gezeten, smeekt ze den Hemel, den engel des verderfs te zenden. Wee! het steen beweegt: nevens de bevende Berthe treedt een beer met gesperden bek. - Neen! - Het gevreesde beest werpt het beerenvel weg. Het kleed bedekte en verbergde den Deken der Stevenskerk, den geëerden Peter, mede geweken wegens de vergedreven wreedheden des wrevelen Werners. Berthe herleeft: ze spreekt met Peter en meldt hem de redenen des herders. Sprekende vernemen ze ergens een gewemel en het wrenschen eens rennenden kleppers. Een | |
[pagina 24]
| |
derde zwerver betreedt de plek. Ver heeft de vreemde gereden: het zweet bedekt hem en den klepper. De heldendegen knettert hem tegen de lendenen. De vreemde held heeft den knellenden helm nedergezet. Hemel! Berthe verbleekt: de helm heeft ten veldteeken een wezel. Ze herkent Ethelbert, den Zweed. - De Deken der Stevenskerk spreekt met hem en meldt hem hetgeen de wreede Werner deed, en schetst hem Berthes leed en tegenheden. Het wezen des edelen Ethelberts betrekt. Den wrevelen Werner verwenschende, trekt de held den scherpen degen en zweert, Berthes redder en helper te wezen en Egberts telg ten zetel te herstellen. De preek des verkleeden Peters heeft gewerkt. Berthe herdenkt des herders redenen en hetgeen deze spelde. Ethelbert heeft sterve benden vereend: de veldteekenen geven dezen regel te lezen: ‘Berthe leve en regeere! De wreede Werner sterve!’ | |
[pagina 25]
| |
Werner heeft mede het veld met legers bedekt. Men velt de speeren: men trekt het welgewet geweer, de degens kletteren. Berthes held heeft het gevreesde lemmer geheven en rent den wrevelen Werner tegen. Des degens scherpe snede heeft Werners sterken helm gespleten, en deze, neergezegen, heeft den veegen geest gegeven. Geen der metgezellen des vreemden heerschers wederstreeft meer den edelen Zweed: enkelen sneven, velen vreezen en smeeken het leven; de meesten leggen degens en speeren neder. Ethelbert heeft den zege. Berthes wreker geeft der weeze het erfdeel der Wenden weder. De teedere Berthe zweert het te deelen met den edelen beschermer: eene stem, een kreet: ‘Ethelbert strekke den Wenden ten Heer en meester! Ethelbert leve en heersche met Berthe!’ vereent edelen en gemeen ter eere des Zweedschen helds. Hem heffen ze met Berthe ten zetel. De Deken der Stevenskerk heeft den echt gezegend. Vete en wrevel hebben gezwegen. | |
[pagina 26]
| |
Berthe vergeet het geleden leed: de Hemel verleent zegen en vrede, en hetgeen de legende wegens hen vermeldt neemt een
END. Lennep, den zevenden September. |
|