Die man...
‘Vader!’ schreeuwt ze. Ze holt naar hem toe.
Dirk Nooten kijkt op en spreidt zijn armen open. Hij omhelst zijn dochtertje en tilt haar op. ‘Nelis, waar was je al die tijd?’
Zij kan alleen maar huilen, ze laat zich knuffelen alsof ze nog een heel klein meisje is en ze zegt maar steeds: ‘Vader, vader, vader, je leeft, je bent er.’
Hij kijkt haar aan. ‘Je huilt. Wat is er, meisje? Hebben ze je geplaagd? Is het Valentijn weer?’
Ze schudt heftig haar hoofd. ‘Nee, die tijd is voorbij, we zijn nu groot. Je bleef zolang weg.’
‘Ja, ja, het is een lange reis. Waar zijn we, waar is het schip?’
De kinderen hebben hun spel gestaakt, ze kijken naar Nelis en haar vader. Een van de kinderen holt naar het huis naast de school en roept: ‘De Hollandse zeeman heeft bezoek, het is zijn zoon denk ik.’
Dominee Woodgate komt naar buiten. Hij ziet Nelis met haar vader en gaat erheen.
‘Zo Dirk, heb je bezoek. Dat komt mooi uit. Nu kun je die jongen vertellen wat je allemaal al geleerd hebt. Kom allebei naar binnen, hier is het te koud.’
In het huis van de vriendelijke man duurt het een tijdje voor men elkaar begrijpt. Nelis probeert uit te leggen wie ze is en hoe ze hier komt, maar door de opwinding lukt het haar niet het in goed Engels te vertellen.
De dominee luistert geduldig. Ze zitten in een klein zijkamertje, in het huis is het rumoer van de acht kinderen van de predikant. Hun moeder maant hen vergeefs tot stilte.
Terwijl Nelis hakkelend haar verhaal doet, krijgt ze het onbehaaglijke gevoel dat die vriendelijke man denkt dat zij gek is. Ze wordt heel boos. In het Hollands roept ze: ‘Dat ik het niet in die rottaal van jou kan vertellen betekent nog niet dat ik gek ben, het is een lang verhaal, dat is alles.’
Tot haar verbazing antwoordt de dominee haar in het Nederlands.
‘Jij bent niet gek, je krijgt alle tijd voor je verhaal. Je vader is ook niet gek, hij is zijn geheugen kwijt, jij kunt hem helpen.’
Nelis is opeens stil. ‘Hoe... u verstaat...’