‘Kunt u mij zeggen waar de Queen's Arms is?’
Nelis vraagt het de eerste de beste voorbijganger.
Die lacht, wijst omhoog en zegt: ‘Wel jongen, heb jij geen ogen in je hoofd? Je staat onder het uithangbord van de Queen's Arms!’
Nelis ziet het, ze lacht verlegen en bedankt de man. Hierbinnen is dus haar vader. Hoe zal hij er aan toe zijn? Of is hij al doorgereisd naar Nederland? Is hij al thuis?
Ze stapt naar binnen en zegt tegen een jonge vrouw: ‘Ik kom van Mary en Chris Steevens, ik heb een bericht voor hun zoon Jack.’
De vrouw kijkt haar verbaasd aan.
‘Kom jij helemaal uit Old Sarum? Midden in de winter? Jack is niet thuis, maar ik ben zijn vrouw, wat is het bericht? Hoe heet jij, waar kom je vandaan?’
‘Ik ben Nelis Nooten, ik kom uit Holland en ik zoek mijn vader Dirk Nooten. Hij is door Mary hierheen gestuurd. Is hij hier?’
De vrouw is duidelijk wat in de war bij al die berichten. ‘Vertel me nu eerst, hoe is het met de ouders van Jack? Zijn ze gezond?’
‘Ja, ze zijn in goede gezondheid. Waar is mijn vader?’ Die vraag komt er meteen achteraan.
Isabel Steevens is duidelijk met de zaak verlegen.
‘Kom mee naar de keuken jongen, dan zal ik het je vertellen. Ga eerst eens rustig zitten en luister goed. Bedoel jij de Hollandse zeeman Dirk, de man die zijn geheugen kwijt is?’
Nelis knikt.
‘Juist ja, we... eh ik bedoel... nou ja, hij is hier niet meer.’
‘Is hij naar huis toe?’ vraagt Nelis.
‘Nee... dat niet, hij is in een tehuis, hij is in Rochester in het tehuis van dominee Woodgate, daar verplegen ze zulke mensen.’
‘Zit mijn vader in een gekkenhuis?’
‘Nee, het is een huis waar die dominee goed zorgt voor zulke mensen zoals jouw vader, het zijn er niet zoveel hoor, een stuk of zes geloof ik, ze zijn er heel gelukkig, ze mogen in de tuinen van de kerk werken. Jack weet er meer van, die heeft hem weggebracht.’
Nelis zit er verslagen bij. Denk je dat je klaar bent, is het weer niks.