De gastvrouw verontschuldigt zich uitvoerig dat ze zo'n bescheiden bedje moet aanbieden.
‘Het is ineens zo vol in huis, we vinden het heel plezierig dat jullie mee gekomen zijn, maar dit is slechts een klein huis, zoals je ziet.’
Nelis vindt het allang best. Het is voor het eerst in weken dat ze in een bed slaapt.
De matras is hard, de kamer is koud, dat geeft allemaal niet. Ze slaapt en rust uit. De volgende dag zal nog lang genoeg zijn.
En de volgende dag is lang, heel lang. De mannen willen in één ruk doorrijden naar Ashford, ook al is het zondag. Daar zullen ze in een herberg overnachten om de dag daarna Canterbury te bereiken.
Alles wat de vorige dag pijn is gaan doen voelt Nelis nu dubbel. Ze voelt elke kuil, elke oneffenheid waar het paard een vreemde beweging maakt. De dikke man blijft opgewekt, hij is onvermoeibaar.
De herberg in Ashford biedt uitkomst. Nelis kan van het paard af en staat eindelijk weer op de grond. Ze eten; alles wordt betaald door hun gastheer, de vader van de bruid. Nelis heeft er geen idee van wat dat allemaal moet kosten, ze krijgen zo'n uitgebreid diner. Er is voor haar zelfs een kamer helemaal apart, een klein kamertje, maar toch een eigen hokje.
Ze blijft die avond niet lang op. Daardoor mist ze de laatste voorstelling van de oplichter John Browne. Hij vertelt weer de prachtigste verhalen, drinkt - op rekening van zijn gastheer - heel veel wijn en blijft tot het eind van de avond helder wakker.
De vader en de broer worden slaperig, de jonge vrouw is al gaan rusten en Alice moet van John voorlopig op haar kamer blijven. De bedienden waren eerst in een ander deel van de herberg luidruchtig, maar die zijn ook gaan slapen.
Het laatste verhaal van John heeft niet meer de volle aandacht van de gastheer. De oude man zit te dutten in zijn stoel.
‘We kunnen maar beter gaan slapen,’ lacht de zoon. ‘Het was goede wijn.’ Eerbiedig wekt hij zijn vader en geleidt de oude man naar zijn kamer. ‘Morgen is hij weer helemaal hersteld,’ zegt hij geruststellend tegen John.