Hijgend komen ze boven. Er is niemand te zien... of toch? Er loopt een meisje over het vlakke stuk grond binnen de muren.
‘Dat is Alice,’ zegt Valentijn verbaasd. Nelis herkent haar ook. Wat doet Alice hier zo laat?
Ze weten niet dat Alice weer verdriet heeft. Ook Henri is onaardig tegen haar geweest en nu is ze zomaar wat gaan wandelen. Ze is tegen de heuvel opgelopen en slentert binnen de ruïne rond. Het is een verlaten, geheimzinnige, verdrietige plek, dat past precies bij haar stemming.
Valentijn en Nelis laten zich in de schaduw van de muur naar beneden zakken. Ze zijn nu onzichtbaar in het donkere deel van het oude fort. Dan zien ze iemand achter Alice aansluipen, een man of een jongen, dat is hier vandaan niet te zien.
‘Alice, kijk uit!’ schreeuwt Valentijn.
Het meisje kijkt op, haar achtervolger draait zich geschrokken om. Alice vlucht weg en Valentijn rent naar voren.
‘Wat moet jij hier?’ vraagt hij boos aan de jongen.
Die zegt niets, hij komt dreigend op Valentijn af.
Valentijn stapt achteruit, maakt dan een onverwachte beweging en gooit de jongen op de grond. Hij springt boven op hem, wringt de rechterarm van de onbekende jongen op zijn rug en dwingt hem zo stil te blijven liggen.
‘Hoe heet je en wat doe je hier?’
De jongen kreunt en zegt niets.
Alice geeft hem een schop en schreeuwt: ‘Nou joh, praten! Hoe heet je?’
‘Niet doen Alice, dat is niet eerlijk.’
‘Een eenzaam meisje aanvallen is ook niet eerlijk. Mannen, ik trap ze net zo lief allemaal in mekaar.’
‘Ik ben George Cary,’ zegt de jongen. ‘Ik woon hier.’
‘Maak dat de kat wijs,’ zegt Nelis. ‘Als jij George Cary bent kom je uit Torquay, je woont in het grote huis daar en je bent hier met een speciale opdracht van de koning.’
George Cary is zo verbaasd dat Nelis al die dingen over hem weet, dat hij zijn verzet opgeeft.
‘Goed, jullie winnen, ik zal alles vertellen.’
Valentijn laat hem los.
‘Ik woon al een paar weken in een hoek van deze ruïne. De ko-