‘Blijf maar rustig zitten,’ zegt de vrouw, ‘ik breng het je wel hier en... dit hoef je niet te betalen. De jongste van het regiment is gast bij moeder Matthews.’
Dit laatste heeft ze luider gezegd, het is bestemd voor allen in haar herberg. De mannen juichen haar toe.
‘Moeder Matthews, ik ben ook heel klein,’ roept een grote kerel met een piepstemmetje. ‘Mag ik ook gratis eten?’
‘Jij mag als een grote jongen een rondje geven voor de hele zaak,’ roept de dikke waardin.
De man haalt zijn zakken leeg, legt een stapeltje munten op tafel en vraagt: ‘Is dat genoeg?’
Het rondje wordt met gejuich begroet, de stemming wordt steeds beter. Nelis krijgt een bord met daarop een flink stuk gebraden schapevlees. Ze eet het zo met handen en tanden en gooit de botjes in het vuur. Dat is lekker! Ongevraagd zet moeder Matthews nog een kan bier bij ‘die kleine jongen’. Nelis merkt dat het nog niet zo gek is de beschermeling van het regiment te zijn.
Moeder Matthews kijkt tevreden op de etende Nelis neer. Ze ziet de kapotte schoenen en vraagt:
‘Moet je daar elke dag op lopen?’
‘Ja, ik heb niets anders.’
‘Dat is toch een schande. Mannen, jullie schrijvertje loopt voor de prins op zijn sokken, is dat goed?’
‘Nee,’ brullen de mannen.
‘Kunnen wij daar wat aan doen?’
‘Ja,’ davert het door de herberg.
‘Twee huizen verder woont een schoenmaker, wat gaan we doen?’
‘We brengen die kleine erheen!’
‘En wie betaalt die schoenmaker?’
‘Moeder Matthews,’ roept er een.
‘Wij samen,’ schreeuwen anderen.
‘Die schoenen kopen wij met elkaar. Ik geef de eerste stuiver.’
Zodra de waardin op die manier het voorbeeld gegeven heeft wordt haar van alle kanten geld toegeworpen. Binnen vijf minuten is er genoeg voor een paar schoenen.
Vijf man nemen Nelis mee naar de verbaasde schoenmaker. Die wil best aan het werk gaan als hij het geld ziet. Er staat zelfs een paar schoenen dat bijna klaar is, mooie hoge laarzen, daar