Vergif en overlopers
In Axminster komt Valentijn 's avonds even bij Simon en Nelis. Ze zijn alle drie moe.
‘Wij moeten morgen verder in de richting Beaminster,’ zegt Valentijn.
‘Wij hebben een rustdag,’ zucht Simon tevreden. ‘Misschien blijven we hier zelfs wel twee dagen.’
‘Ik sprak Reinier van Swaenswijck,’ zegt Valentijn. ‘Volgens hem trekken de troepen van koning Jacobus alweer weg van Salisbury. Dat zou mooi zijn, dan is er geen gevecht nodig.’
‘Het zou kunnen,’ meent Simon, ‘maar leer dit van mij: in een oorlog is niets zeker. Generaals schuiven met hun troepen alsof het beesten zijn. Ze laten je rustig drie keer op een dag hetzelfde stuk lopen, heen en weer.’
Nelis en Valentijn knikken, ze verwachten al een van de vele soldatenverhalen van hun goede vriend, maar dit keer heeft Simon meer aandacht voor de maaltijd die hij klaarmaakt.
Valentijn gaat terug naar het huis waar ze die nacht ingekwartierd zijn. Alice staat aan de deur te praten met Henri, ze schijnen veel pret te hebben.
‘Moet je niet naar binnen?’ zegt Valentijn. ‘Je staat op de tocht, zo word je nog ziek.’
‘Dat moet ik zelf weten, dat gaat jou niet aan,’ zegt Alice snibbig. Ze leunt overdreven behaagziek tegen Henri aan, maar dat schijnt Valentijn niet te interesseren.
‘Ga maar op tijd slapen,’ zegt hij. ‘Morgen is het weer een lange dag.’
‘Ja Pa,’ smaalt Alice. ‘Ga maar lekker slapen, Pa.’ Ze blijft nog meer dan een uur met Henri fluisteren en lachen.
Op vrijdag 23 november gaan Valentijn en Alice met een groepje van zes soldaten op weg. De hoofdchirurgijn zal met de rest van het medische team later op de dag volgen.
Valentijn krijgt de leiding. Hij heeft zes pakpaarden met dekens, zakken geneesmiddelen en alle instrumenten van zijn baas. Een kostbare lading, zes soldaten als bewaking is niet veel.