‘En nou allemaal koppen dicht, ik zal het vertellen. Kijk Simon, wij zijn van het leger van de koning, dat had je al begrepen. Wij hebben order gekregen naar Salisbury te gaan, maar ze hebben ons nog niet betaald. We gaan niet op weg zonder betaling.’
‘Allicht niet,’ zegt Simon. ‘Nelis, ga eens kijken, ik hoor paardehoeven.’
Inderdaad ziet Nelis bij de boerderij een ruiter, die zoekend rond kijkt.
‘Mijnheer, u moet hier zijn,’ roept ze in het Engels.
De zaak is nu snel geregeld. De ruiter betaalt de soldaten en iedereen verlaat Honiton. Er is geen schot gevallen bij deze ontmoeting tussen de protestantse en de koninklijke troepen. Simon neemt hartelijk afscheid van zijn oude makker Albert en de boeren willen nu wel iets verkopen.
In het dorp moet Simon die dag zijn verhaal een paar maal vertellen. Iedereen wil het horen, Simon geniet van zijn succes, het aantal vijandelijke soldaten wordt elke keer groter. Op het laatst heeft hij helemaal alleen een heel regiment op de vlucht gejaagd. Nelis heeft niets te doen, ze kent het verhaal van Simon nu wel. Ze loopt maar eens het dorpje in, het is al donker, ze hebben het eten op, maar het is nog te vroeg om te gaan slapen. Ze weet waar Valentijn die nacht is, daar loopt ze heen. Bij het huis waar de hoofd-chirurgijn zijn groep ondergebracht heeft vindt ze alleen Alice. Die zit treurig bij een bijna uitgedoofd vuur.
Nelis gaat bij haar zitten en vraagt: ‘Is er iets? Ben je moe?’
Alice bromt een onverstaanbaar antwoord.
Nelis pookt het vuurtje op en pakt hout dat naast de haard klaar ligt. ‘Wat doe je chagrijnig, heb je niet te eten gehad of zo?’
‘Eten,’ zegt Alice verontwaardigd. ‘Alsof dat het belangrijkste is. Het is die broer van jou, is dat wel een vent?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Wat zou ik nou bedoelen? Ben ik een mooi meisje, ben ik jong, kijkt iedereen naar me?’
‘Ik denk het wel, maar wat zou dat?’
‘Wat zou dat? Ik loop al weken achter die broer van jou aan en hij behandelt me alsof ik zijn zus ben. Iedere vent wil wel met mij, maar jouw broer voelt zich zeker te goed voor me.’
‘Ga dan met iedere vent en laat mijn broer schieten.’