cretaris. ‘U was toch kok op de Brielle? Een Engelsman die voortreffelijk Nederlands spreekt en goed kan koken. Hoe komt u hier ineens als soldaat? Een zeeman op de vaste wal?’
‘Ik ben helemaal geen zeeman, mijnheer Huygens, ik ben kanonnier. Nu moet ik als gewoon soldaat meelopen, want geschut is er niet.’
‘We hebben wel geschut, maar dat is nog op de schepen. Dat krijgen we pas in Exeter aan land,’ zegt de secretaris van de prins. ‘Het is echter de vraag of we er ver mee komen op deze wegen.’
‘Dat wordt heel moeilijk mijnheer,’ geeft Simon toe.
‘Is dat aardige koksmaatje nog bij u?’ vraagt Huygens.
‘Mijn neefje, ja mijnheer, die wil dit avontuur van het begin tot het eind meemaken. Die kleine man slaapt nu.’
‘Kan hij lezen en schrijven?’
‘Nelis? Mijnheer, die is zo slim, die kan alles.’
Huygens knikt nadenkend, rustig pratend loopt hij met Simon naar het grote huis. Vlak bij de deur zegt hij: ‘Hebt u zin bij mijn kleine staf te komen met uw neefje? Hij kan helpen bij het secretariaatswerk en u zie ik graag in mijn keuken, zodra we een wat vaster adres hebben gevonden.’
Simon begrijpt dat dit voor Nelis een unieke kans is op een veiliger en rustiger leven; dat hij weer de keuken in moet aanvaardt hij als een onafwendbaar noodlot.
‘Wij zullen u heel graag helpen mijnheer.’
‘Goed. Ik zal met uw commandant spreken, ik zie hem daar in de grote zaal. Meld u morgenochtend met uw neefje bij de achterdeur, dan heb ik de zaak wel geregeld.’
De secretaris stapt het huis in en Simon hervat zijn wacht. Nog één nachtje soldaat, dan zal hij weer kok zijn. Nelis weet nog niet welke verrassing haar wacht, zij slaapt.