gezichten ziet. ‘Ik moest even naar het huisje achter in de tuin,’ zegt hij. ‘Ik weet niet waar ik ben en ik weet niet hoe ik hier kom, maar als de nood hoog is vind je altijd je weg.’
‘Kapitein, bent u weer helemaal beter,’ roept Eagles verheugd uit. ‘Ga zitten, u bent nog zwak.’
‘Ik ben helemaal niet zwak,’ bromt de oude man. ‘Ik ben bezopen.’
Tante Anna wenkt Simon en Nelis. Ze laten de twee mannen alleen. Die praten lang met elkaar. Dan komen ze samen naar voren.
‘De kapitein blijft hier nog een paar dagen, dan wil hij naar huis. Hij stopt met varen,’ zegt Eagles.
De oude man knikt. ‘Zo is het. Ik ben net zo lek als De Hinde, ik moet op het droge blijven.’
‘Ook wat dat betreft,’ lacht tante Anna. Ze maakt een drinkbeweging en houdt uitnodigend een fles klaar.
‘Júist wat dat betreft,’ zegt de oude kapitein ernstig. ‘Nadat mijn vrouw gestorven is ben ik steeds meer gaan drinken. Als ik niet zo'n goede stuurman had gehad was het nog veel slechter met me afgelopen. Ik stop ermee, ik drink niet meer. Ik ga bij mijn dochter wonen in Delft. Ik weet nu dat ik zonder drank kan. Overmorgen ga ik naar Delft.’
‘En ik moet nu weg,’ zegt Eagles. ‘Simon en Nelis, ik had jullie graag weer op mijn schip gehad, maar er is daar al een kok. Jullie gaan terug naar de reserve in de kazerne.’
Simon vindt dat niet zo erg. ‘We kunnen het aan wal ook wel uithouden,’ zegt hij lachend. ‘Dit moet voorlopig maar onze kazerne zijn.’
‘Daar bemoei ik mij niet mee,’ zegt Eagles. ‘Dat regel je maar met je commandant hier.’
In het huisje aan de haven wordt het stil. Buiten loeit de wind, hagel klettert op het dak. Op de schepen wachten honderden mensen en dieren op beter weer.
Nelis ligt op een laag zoldertje. Ze hoort de wind en denkt aan haar broer Valentijn, daar ergens op het wijde water in een groot schip dat rukt aan de ankerkettingen.