Moeder lacht door haar tranen. ‘Ik miste je, meisje, wat is er met je gebeurd? Waarom ben je als jongen verkleed?’
‘Ik wil hem zoeken. Jij wilt toch zeker ook dat hij terugkomt?’
Moeder zucht en veegt haar tranen af. ‘Natuurlijk wil ik dat. Ik bid voor zijn thuiskomst al vanaf de dag dat hij wegvoer, maar wat kunnen wij doen? Ze zeggen dat hij verdronken is. Alleen God kent de waarheid.’
Nelis laat haar los, ze heeft moeite om niet boos uit te vallen. ‘We kunnen wel iets doen. We kunnen gaan zoeken en dat doe ik. Je mag God af en toe best een handje helpen.’
Moeder glimlacht en trekt Nelis tegen zich aan alsof ze nog een heel klein meisje is. ‘Kind, je bent nog zo jong. Er is zoveel gevaar. Ik ben bang dat ik je kwijtraak en nu heb je Valentijn ook nog meegenomen. Wat moet hiervan komen? Ik ben zo bang.’
‘Dat is jouw fout, moeder,’ zegt Nelis hard. ‘Je bent te bang. Je zoekt al bescherming bij een of andere ouwe weduwnaar nog voor het nodig is.’
‘Het moet wel kind, de kleintjes hebben eten nodig.’
‘Wij halen vader terug, dan wordt alles weer normaal.’
‘Valentijn kan niet meer terugkomen bij zijn baas, dat geld zijn we kwijt. Jij bracht af en toe nog wat mee, dat is ook weg.’
Nelis krijgt medelijden met haar moeder. In haar boosheid is ze een paar meter weggelopen, nu komt ze terug, gaat bij moeder zitten en zegt zacht: ‘Valentijn leerde daar niets, het is weggegooid geld geweest. Samen zullen we deze reis volbrengen en we komen met ons drieën terug.’
‘Dat zou het mooiste geschenk zijn dat ik ooit gekregen heb,’ fluistert moeder.
‘Dat doen we dan,’ zegt Nelis beslist. Ze pakt het geld van onder haar kleren, geeft moeder de helft en zegt: ‘Dat is voor de kinderen.’
Moeder blijft één nacht in Hellevoetsluis, dan loopt ze het hele eind terug naar huis. ‘Hoe moet je nu over het water?’ vraagt Nelis.
‘Daar kan ik niet lopen,’ lacht moeder. ‘Maar er is een pont om over te varen. Ik kom er wel. Pas goed op jezelf en laat Valentijn voorzichtig zijn.’
Moeder en dochter omhelzen elkaar, dan gaan ze weg. Moeder loopt de poort uit, het wijde land in. Nelis gaat naar de kazerne.