Neeltje kijkt naar haar spiegelbeeld, ze is een keurig heertje in die kleren, als ze haar haren wat korter zou hebben of als ze een pruik opzette leek ze precies een jongen.
‘Zo moeten we je Nelis noemen,’ lacht Simon.
Neeltje zegt niets, tranen springen in haar ogen. ‘Nelis’ zo noemde vader haar altijd, hij had haar zo graag als zoontje gezien.
Tante Anna weet dat. ‘Wat zeg je weer domme dingen Simon, nu is ze ineens verdrietig.’
‘Het geeft niet,’ zegt Neeltje met een klein stemmetje, ‘hij kan het niet helpen, hij weet niet wat “Nelis” voor mij betekent.’
‘Ik weet het wel, je denkt natuurlijk aan je vader,’ zegt tante Anna.
Neeltje bijt op haar lip en knikt.
‘Nog steeds niets gehoord?’ vraagt de oude vrouw zacht.
Neeltje schudt haar hoofd. ‘Maar hij is niet verdronken, dat is een leugen. Zijn maat Leunis heeft hem op een rots zien staan, hij is níet verdronken.’
Simon en tante Anna kijken elkaar aan, ze schudden hun hoofd. ‘Hoop doet leven,’ zegt Simon. Hij kent het verhaal net zo goed als zijn vrouw. De vader van Neeltje is bij de thuisreis uit Indië voor de Engelse kust overboord geslagen. Iedereen denkt dat hij verdronken is, maar een van de matrozen op het schip beweert dat hij Dirk Nooten nog gezien heeft op een rots. Neeltje is de enige die dit verhaal onvoorwaardelijk gelooft. Verder neemt iedereen aan dat haar vader, Dirk Nooten, verdronken is. Zelfs haar moeder denkt dat; daar is Neeltje echt kwaad om, moeder verraadt haar man op die manier, vindt ze.
‘Wij moeten niet zo droevig zijn, schenk een goed glas bier, Anna,’ stelt Simon voor. Tante Anna schuifelt weg naar een donker keukentje en komt terug met drie grote kannen bier. Ze drinken alle drie.
Simon smakt met zijn lippen en zet de lege kan op de toonbank. ‘Dat is een goed begin van de dag.’
‘Dan ben jij vandaag al vier keer de dag begonnen,’ lacht tante Anna.
Neeltje laat haar bier staan en draait wat heen en weer voor de spiegel. ‘Het zou best leuk zijn om een jongen te zijn.’
‘Dat zou ik denken!’ roept tante Anna uit. ‘Ik heb het jaren volgehouden als jongen en reken maar dat het leuk is.’