aan de hemel te zien, een komeet, een ster met een lange staart. Allerlei onheilsprofeten zien daar weer het einde van de wereld in aangekondigd. In de stad groeit de onrust, Auke hoort het als hij daar met Klaske is om kleren te kopen voor hun trouwerij. Dat is nogal bijzonder, ze lopen altijd in oude, versleten kleding. Met dit nieuwe goed zullen ze zeker tien jaar moeten doen.
Thuis verwerkt Klaske heel handig in haar nieuwe jak de mooie lap die Auke uit York meebracht. In de boerderij is de verbouwing klaar, alles is gereed voor de grote dag.
Op zondag 8 september gaan ze allemaal naar de kerk. Vader en moeder, Ridsert, het bruidspaar; de boerderij blijft leeg achter. Zelfs Jouke is in de kerk, hij mag met twee monniken naar de trouwerij van zijn broer.
In de kerk is het druk, oom Abe ziet het en lacht. ‘Hebben we toch niet voor niets overal vertelt dat de dochter van Klaas en Antje gaat trouwen.’
Tante Geeske is er met de kinderen. Auke en Klaske mogen met de hele familie vooraan zitten. Ze zitten er stil en een beetje verlegen bij. Klaske neemt de hand van Auke, ze kijken elkaar aan en lachen. ‘We zitten hier goed,’ zegt Auke. Zijn bruid knikt, ze zou willen dat haar ouders dit konden zien.
Ze weet dat het niet kan, toch kijkt ze in de kerk achterom. Die vrouw daar helemaal achteraan, dat lijkt net haar moeder. Hoe haar vader er nu uitziet weet ze niet. Het is zo lang geleden dat ze hem voor het laatst zag. Haar verleden is donker, de toekomst is beter. Ze houdt de hand van Auke vast, de man die haar redde van de slavernij. De man die ook anderen redde, de man die in de winter zo goed het werk op de boerderij deed. Auke, straks haar man, voor het hele leven.
De pastoor komt, de kerkdienst begint.
Het is een normale mis, veel Latijn dat niemand begrijpt en gedaan door de pastoor met zijn rug naar de parochie toe. Jouke en de monniken zijn bij het altaar. Dan volgt de preek. De pastoor lacht naar het bruidspaar en zegt: ‘Dit is een bijzondere dag. De dochter van Klaas en Antje gaat trouwen. We herinneren ons