een man die oude verhalen vertelde. Volgens hem vergaat de wereld pas als er een heidense god op zijn hoorn blaast. Ik weet het niet meer. Het is een moeilijk leven, zeker als je twee jaar na elkaar een slechte oogst hebt. Maar ik zou toch nog wel even door willen gaan.’
Jouke legt geruststellend zijn hand op de arm van zijn broer. ‘Niemand weet wanneer de wereld zal vergaan, dat hebben mijn leraren me uitgelegd. Die bijbelteksten over het jaar 1000 zijn zo onduidelijk, daar kun je alles uit halen. Het kan wel zijn dat het pas over duizend jaar zo ver is. Daar hoeven jij en ik ons geen zorgen over te maken. Dat bekijken ze maar in het jaar 2000. Wees niet bang, er gebeurt volgend jaar niets. Dat zeggen ze hier allemaal en het is de richtlijn van de Kerk.’
‘De Kerk weet ook niet alles,’ bromt Auke.
‘Nee, maar we weten hier wel veel. Ik vind studeren steeds leuker, ik ben blij dat ik hier ben.’
‘Slaan ze nog met die zweep?’
‘Hij staat in de hoek en is alleen gebruikt voor twee anderen. Rijke jongetjes, hun vaders betalen veel geld om ze hier wat te laten leren. Dat haalt niets uit, ze willen alleen maar vechten. In een harnas een ander de kop inslaan, dat willen ze.’
‘In York las een oude kluizenaar voor uit de bijbel. Daarin stond heel duidelijk dat het jaar 1000 het laatste jaar zou zijn.’
Jouke glimlacht als een wijze man. ‘Mijn leermeester heeft me proberen uit te leggen hoe ingewikkeld al die berekeningen zijn. Ik snap het niet, ik kan het ook niet aan je uitleggen. Ik weet wel dat het net zo goed 2000 kan zijn als 1000.’
‘Veel mensen denken dat het volgend jaar gebeurt. Dat kan nog een onrustig jaar worden,’ zegt Auke.
‘Lieve broer, we weten nooit wat er met ons kan gebeuren. Zo ben je gezond en zo ben je ziek. Nu leef je, geniet ervan en pieker niet over de toekomst. Het loopt toch altijd anders.’
Jouke moet weer naar binnen. Auke verlaat het klooster en kan thuis vertellen dat het goed gaat met de jonge monnik.
De volgende dag is het zondag, het is droog rond de terp. Ze