breedte van de straat. Een vechtpartij dreigt. Een van de grootste Friese jongens duwt met zijn schouder de middelste jongen uit Mainz opzij. Dat helpt, ze kunnen doorlopen.
De rest van de avond hoort Auke niet anders dan verhalen over vechten in steden. Hij wordt er steeds banger door. Die anderen doen nu wel zo flink, maar hoe zou het gegaan zijn als er echt gevochten was?
Die nacht slaapt hij op het stro, dat voelt net als thuis. Thuis... hoe zou het daar zijn? Hij is al weken onderweg, elke dag is een nieuw avontuur. Hoe is het op de boerderij? Hebben de koeien al kalveren, is er genoeg gras? Hoe zal het zijn met vader, moeder en de kleine Ridsert? Auke weet het niet en het zal nog weken duren voor hij het wel weet. Ze zijn al een heel eind de Rijn opgevaren, oom Abe gaat steeds verder. Je zal met de stroom mee wel sneller thuis zijn, maar het is toch een lange reis.
In Mainz is het Pinksteren, ze gaan met alle Friezen naar de kerk. De dag daarna begint het handelen. Auke is er nu steeds bij, hij hoort hoe oom Abe de hoogste prijs vraagt voor zijn wollen stoffen en hoe hij er dan aarzelend en met tegenzin iets afdoet om tenslotte met een brede glimlach te zeggen: ‘Als je het hele pak koopt, krijg je het voor die prijs.’
Dat lukt bijna altijd. In Mainz verkopen ze al hun wollen stoffen, voor het touw zijn geen klanten.
Oom Abe vraagt ook of er wapens te koop zijn. Hier niet, dat is jammer. In Straatsburg schijnen goede wapens verhandeld te worden, daar wil hij heen. Het nadeel is dat Straatsburg zo ver weg is.
Dan steekt er een krachtige noordenwind op. Dat geeft de doorslag, ze pakken het restant van hun koopwaar bij elkaar, hijsen het zeil en varen. Gjalt en Ulfert vinden het allang best, als je zeilt hoef je niet te trekken.
Ze komen in één dag bij Worms, waar oom Abe nog voor de avond al zijn touw voor een goede prijs verkoopt. Hij loopt nu met een heleboel geld rond, te veel voor één man. Auke krijgt ook geld in de zoom van zijn mantel. Hij vindt het griezelig, maar hij doet