wijn bij. Een van de slaven drinkt er snel een heleboel van en roept dan: ‘We moesten elke dag een trouwerij hebben!’ Dat is iedereen met hem eens.
Het huwelijk van Karl en Isabelle wordt een mooi feest. Er is geen muziek en er zijn geen danseressen, maar er is veel eten en daar gaat het altijd om.
Er is ook veel wijn, die de stemming steeds rumoeriger maakt. Er worden oude liederen gezongen. Iedereen kent wel een lied uit zijn geboortestreek. Dat klinkt mooi. Alleen worden de stemmen laat op de avond een beetje onvast.
Het draait eigenlijk allemaal om Karl en Isabelle, maar dat is iedereen vergeten. Nu telt alleen de overvloedige maaltijd. En de wijn, daar neemt iedereen veel van.
Het bruidspaar niet, dat zit er rustigjes bij.
Karl eet wel veel. Zo'n maaltijd krijg je nooit meer. Isabelle is altijd al tevreden met minder. Op deze dag neemt ze heel weinig. Ze wil straks niet dronken in het huwelijksbed vallen en ze ziet erop toe dat Karl ook niet te veel drinkt.
Het is wel duidelijk wie daar de baas is, denkt moeder. Ze zit tegenover het bruidspaar en ziet veel. Karl is een lieve jongen, die laat zich wel leiden, denkt ze ook nog.
Dan komt er een man naar haar toe met een volle beker wijn. Ze drinkt volop. Dat maakt haar wat vrolijker. Ze mist haar man en kinderen, die hadden erbij moeten zijn. Karl zei dat nog diezelfde ochtend. Dat was lief van hem.
Het bruidspaar vertrekt stilletjes naar het huisje dat voor hen klaargemaakt is. Daar mogen ze wonen. Het ligt vlak bij het huisje van moeder, zodat ze elkaar elke dag zullen zien. Dat vindt Karl wel prettig. Hij kan zijn moeder nog niet missen, ook al is hij twaalf en nu officieel getrouwd met Isabelle.
In hun huisje rolt hij het bed in en slaapt meteen.
Zijn vrouw zucht, ze had zich de bruidsnacht anders voorgesteld. Maar ze gaat ook slapen. Ze heeft de tijd, en ze heeft Karl. Er is toch een wonder gebeurd.