die verhalen gelogen is, kan ik me nog wel indenken dat je in zulke omstandigheden in opstand komt. Het leven in onvrijheid is zwaar.’
Habib kent alleen zijn eigen landgoed. ‘In het land van de Franken heb ik wrede dingen gezien. Hier in ons eigen land hoor ik er nooit over. Misschien is het leven als slaaf aan beide kanten van de bergen wel even erg. Ik hoop nog altijd dat wij het beter doen dan de Franken.’
Karl moet voorlezen. Wijze spreuken zijn het. Zijn leermeester legt die spreuken uit. Dat duurt heel lang. Karl vindt dat niet erg, hij weet dat Habib het liefst zichzelf hoort praten.
Als Karl weg wil gaan, zegt Habib: ‘Ik heb iemand gesproken die uit de buurt van Luik kwam, waar jouw Isabelle nogal bekend is geworden. Ze woont als slavin bij zijn buurman. Haar baas heeft haar al een paar keer willen laten trouwen. Maar ze weigert. Er is voor haar maar één man met wie ze wil trouwen, zegt ze, en die man heet Karl.’
Karl weet niet wat hij hoort. Hij krijgt tranen in zijn ogen en zegt: ‘Dat zal nooit lukken, ze komt niet helemaal naar Spanje. Het is jammer, we zijn voorgoed gescheiden.’
Habib lacht. ‘Misschien gebeurt er een wonder,’ zegt hij. ‘Daar hebben christenen altijd de mond van vol. Ze denken dat hun God alleen maar let op het welzijn van iedere persoon apart. Hoe dat voor anderen uitpakt, interesseert ze niet. Maar het zou kunnen zijn dat er een wonder gebeurt met jouw Isabelle.’
Karl gaat weg en denkt aan Isabelle. Wat zou het fijn zijn als ze hier was. Helaas, dat zal nooit gebeuren.
Habib kijkt zijn leerling na en denkt aan wat hij met de man uit Luik heeft afgesproken. Hij heeft hem geld meegegeven om Isabelle te kopen. Karl weet dat niet. Habib weet niet of de man met wie hij de afspraak maakte eerlijk is. Dat zal de toekomst moeten uitwijzen.
Hij gaat studeren en vergeet het verdriet van Karl om zijn lieve Isabelle.