mankeert niets, gewoon weer aan het werk.’ Ze smeert er nog wat olie op en dan is de rug genezen. Na die ochtend klaagt niemand meer over zijn rug.
Said heeft intussen andere zorgen. Zijn zoon gaat trouwen met de dochter van een man die op een ander landgoed de leiding heeft. Die trouwerij, daar is al maanden geleden toe besloten, maar nu komt het feest zèlf en dat gaat een heleboel geld kosten. Hij praat erover met de landheer en die zegt: ‘De maaltijd na afloop betaal ik. Alle slaven moeten ook genodigd worden, dat is goed voor ze.’
Said is blij met het aanbod van zijn baas, maar dat alle slaven mee mogen eten vindt hij maar vreemd. Goed, de heer Habib zegt het, dus het moet zo gebeuren.
Karl merkt weinig van de drukte vooraf. Hij is wel aanwezig bij het gesprek waarin Habib aanbiedt de maaltijd te betalen, maar hij weet nog niet wat dat betekent.
Op de dag van de trouwerij mag hij met de landheer mee.
Ze gaan met Malik, de zoon van Said, naar het huis van het meisje en daar wordt een of ander contract getekend. Het schijnt dat Said geld geeft aan de vrouw, helemaal begrijpen doet Karl het niet.
Die bruid is nog steeds niet te zien, ze zit achter een paar doeken. Driemaal gaat er iemand heen die vraagt of ze met Malik wil trouwen. Driemaal zegt ze ja, en dan komt ze naar voren. Het is een klein vrouwtje, gesluierd.
Tijdens de wandeling naar het huis van de bruid was er al muziek, van drie muzikanten. Die spelen nu weer vrolijke liedjes en er gaan twee meisjes dansen.
Met een nog langere stoet gaan ze terug naar het landgoed van Habib, waar het feest pas goed zal beginnen. Drie ezels met alle bezittingen van de bruid gaan mee, daar liggen ook de geschenken op die ze kreeg voor haar trouwen.
Het wordt een groot feest. Er is muziek, er zijn tien danseressen en iedereen is prachtig gekleed. Karl heeft zijn nieuwe kleren aan,