sche slavin een harde klap heeft gekregen. Je ziet het aan zijn schouder.
De ridder is boos dat een van zijn mannen bij moeder wilde komen. Slaven moet je met rust laten, dan brengen ze meer geld op. De ridder weet wel dat hij wilde mannen heeft, daar zijn ze ook voor uitgezocht. Het moeten flinke vechters zijn, kerels waar je wat aan hebt. Af en toe sneuvelt er wel een, maar de streek is arm en je hebt zo weer nieuwe rovers.
Ze willen allemaal graag voor ridder Roger werken.
Laat in de middag komen er opkopers voor de handelswaar van Hrotberet. Ze betalen veel te weinig. De roofridder weet dat, maar hij heeft geld nodig en die kooplui nemen alles in één keer mee. Ze beloven dat ze slavenhandelaren zullen sturen.
Karl kijkt intussen goed rond, maar ontsnappen is hier onmogelijk. De boot ligt aan de wal en wordt bewaakt. Het bos is te woest, zij weten daar de weg niet en de rovers wel. Vluchten kan niet meer. De ridder laat zijn gevangenen rustig rondlopen, niemand kan hier weg.
Moeder legt met de meisjes bloemen op het graf van vader, dat is het enige wat ze nog kunnen doen.
Karl is vaker bij de smid, hij helpt die man zelfs.
‘Je kunt je ook bij ons aansluiten,’ zegt de smid. ‘Veel gevangenen doen dat. Daar lopen er twee.’ Hij wijst naar buiten en Karl ziet de mannen waar hij op de eerste dag mee praatte.
‘Ik zal het met mijn moeder bespreken,’ zegt hij. ‘Zij weet altijd het beste wat je doen moet.’
‘Je bent een verstandige jongen, bepraat het met je moeder. Voor die kleintjes is het ook beter als jullie hier blijven. Jij kunt mijn hulpje worden, ik leer je dan het smidsvak.’
Die avond praat Karl met moeder. Zij voelt er niets voor, zelfs niet als Karl zegt: ‘Voor Vera en Agnes is het hier beter, we kunnen elke dag bloemen op het graf van vader leggen.’
Moeder schudt haar hoofd. ‘We blijven niet bij deze rovers, ze