sterk en hij mag voortaan aan de kade werken. Velen die zelf graag de twee vechtersbazen hadden willen slaan, zijn blij dat die lui eindelijk eens verliezen.
Koopman Hrotberet, die alles gezien heeft, denkt: dat is een sterke vent, en hij is handig. Daar zou ik wel eens iets aan kunnen verdienen. Hij laat niets blijken, kijkt vriendelijk en laat Karl en zijn vader meehelpen zijn schip te laden.
Hier tellen alleen kracht en geweld. Franken hebben alleen ontzag voor iemand die hardere klappen kan geven dan zij. Vader is zo'n man. Ze werken en krijgen geld.
Hrotberet wil de volgende ochtend weg, hij praat met vader. Die vertrouwt de koopman, want het is een Saks. Saksen zullen elkaar niet bedriegen.
Het is al schemerig als Hrotberet vraagt: ‘Zou jij niet liever een boerderij hebben?’
Vader knikt. ‘Dat krijg ik hier niet voor elkaar. Die boeren sturen hun honden op je af. Ik zal wel de rest van mijn leven moeten blijven werken in Dorestad, schepen lossen en laden.’
Hrotberet zegt: ‘Ik zal eens kijken of er in het zuiden niet ergens een boerderijtje is. Je vindt het niet erg om straks weer weg te moeten?’
‘Nee,’ zegt vader. ‘Hier heb ik niets, Jutta is goed voor ons, maar we hebben geen huis, geen eigen plek. Een echte boerderij zou fijn zijn. Is daar in het zuiden kans op?’
Hrotberet antwoordt: ‘Ik beloof niets, maar ik zal voor jullie rondkijken. Ik ga naar Koblenz, daar in de buurt zijn veel boerderijen. Of het lukt weet ik niet, over ruim een maand ben ik weer terug. Kom dan nog maar eens praten.’
Karl en zijn vader kopen van het verdiende geld tarwe en ander eten. Dat nemen ze mee naar Jutta. De twee mannen die vanochtend verslagen zijn, zien het. Ze willen wraak nemen.
Ze gaan naar de dijk waarover Karl en zijn vader naar Jutta lopen. Ze overvallen de man die hen die ochtend vernederd heeft