Hij remde juist af om een paar hekken te missen die uit het ijs omhoog staken, toen hij in de verte een ongewoon schouwspel zag.
Daar kwam in onafzienbare lange rijen een enorme menigte uit Woerden het ijs op. Jan schaatste nog wat dichterbij en zag al spoedig dat het soldaten waren, Franse soldaten!
Hij wendde zich bliksemsnel om en ging er vandoor. Het hele Franse leger kwam over het ijs Holland binnen! Even dacht hij er over om de mensen in Zegveld te gaan waarschuwen. Daar luidde de kerkklok al het alarm. Ze hadden de naderende Fransen opgemerkt.
Jan kwam nu langzamer vooruit door de tegenwind. Bij een groepje kale boomkruinen rustte hij even uit. Op vele kilometers afstand kroop als een zwarte rups het vijandelijke leger naar het westen. Hij zag ze het dorp Zegveld ingaan. Terwijl de rij nog helemaal tot Woerden reikte, was de voorhoede al weer het dorp uit. Er scheen geen tegenstand geboden te worden.
Het leger bewoog zich in noord-westelijke richting. Voorlopig was er geen direct gevaar voor Anna. Thuisgekomen vertelde Jan wat er aan de hand was. Anna reageerde maar zwakjes, ze leek wel ziek te zijn.
‘We moeten misschien wel weg,’ zei Jan.
Anna glimlachte. ‘Het is goed,’ zei ze.
Jan ging weer naar buiten. Op ruime afstand schaatste hij met het leger mee. Ze schenen moeilijkheden te hebben bij een brede vaart. Jan wist wel waar dat was. Op tal van plaatsen hadden soldaten vaarten en brede sloten opengehouden en met het veranderende weer was het ijs hier en daar al slecht.
Het leger werd een dikke, zwarte prop in het witte land. Toen kwam er weer beweging in. Ze hadden zeker een brug geslagen of zo. In de middag hoorde Jan schieten.
Tegen de avond tekende zich een felle gloed tegen de donkere lucht af: Zwammerdam brandde. De tegenstand die het Staatse leger bood, was zeer gering. Bodegraven werd ontruimd voor er nog een Fransman te zien was. In grote wanorde trokken troepen her en der door het land.
Jan wist hier niets van. Hij zag alleen dat de Fransen nu achter hen zaten. Die nacht bleef hij waakzaam. Op de ochtend van negenentwintig december brandde Bodegraven. Het dooide. Het ijs werd onbetrouwbaar.