‘Renooi is een lafaard,’ zei hij, ‘een schreeuwer, die niets durft.’
De boerin geloofde het maar half en toen Jan de boot laadde hield Anna hem bij de arm. ‘Jan,’ zei ze, ‘jij moet zorgen dat ik een musket krijg.’ Jan keek haar wat schuw aan. Begon ze nu al weer over dat musket?
‘Je hebt gehoord, wat die man gezegd heeft,’ zei Anna. Jan knikte, maar ontweek haar dwingende blik. ‘We zijn hier niet meer veilig, hij komt met de Fransen, dat zul je zien.’ Jan wist niet wat hij er mee aan moest. ‘Vlucht dan,’ zei hij aarzelend.
‘Vluchten?’ Anna's stem sloeg over van opwinding. ‘Denk jij dat wij vluchten? En de boerderij dan? Is dat het enige waar jullie bij het Staatse leger op kunnen komen: vluchten? Ik wil ze een kogel door hun kop jagen, dan blijven ze wel uit de buurt.’
Jan maakte het bootje los. ‘Schieten is moeilijk,’ zei hij en duwde af.
‘Kom morgen terug, Jan! Kom terug met wapens!’
Jan was al midden in de vaart en antwoordde niet meer. Tijdens de hele terugtocht hoorde hij nog die laatste noodkreet: Kom terug met wapens. Toen Mina bij de hut kwam zei Jan: ‘Ze willen wapens.’
Mina wilde er eerst niet van horen. Toen ze van Jan begrepen had wat er bij Heikop gebeurd was, zei ze: ‘Ik zal zien wat ik voor haar doen kan.’ Ze verdween met de kaas en de boter en kwam tegen de avond terug met een ruiterpistool, kruit en kogels. ‘Breng dit morgen weg,’ zei ze. ‘Hier hebben ze meer aan dan aan een musket.’
Anna sliep de hele nacht onrustig. Telkens meende ze verdachte geluiden te horen en een paar maal kwam ze uit haar bed om naar buiten te kijken. Bij het aanbreken van de dag sliep ze in. Over de smalle polderweg naderden ruiters. Anna sliep en hoorde niets. Haar vader werd vroeg wakker, zoals elke dag. Hij was de eerste die de ruiters zag. Hij schrok. Was het dan toch waar? Toen hij op een van de paarden achter een Franse ruiter het gezicht van Piet Renooi zag, wist hij dat het om de Wilgenhoeve ging.
‘Marie,’ riep hij, ‘Piet Renooi is terug.’ De boerin hoorde onmiddellijk aan zijn stem dat er onraad dreigde. Ze kwam uit de bedstede.
Op de zolder hoorde Anna niets.
De boerin rende naar de deur. ‘Blijf hier,’ zei Heikop, ‘ik zal met ze praten.’