zwervers? Mina vroeg of ze hier veel last van de Fransen hadden.
Heikop lachte daar om. ‘Wij zitten veel te ver weg voor die heren,’ zei hij. ‘Ze vergeten ons wel.’ De boerin was het daar niet mee eens. ‘Ik zal niet gerust zijn, voor die oorlog voorbij is,’ zuchtte ze.
‘Als er iets gebeurt, hebben we niet eens een wapen,’ stoof Anna op. ‘Kunt u ons geen musket met kruit en kogels geven,’ vroeg ze Mina.
De marketentster keek bedenkelijk. ‘Dat zal niet meevallen,’ zei ze.
‘We kunnen betalen met boter en kaas,’ zei Anna.
Haar vader wilde er niet van horen. ‘Geen wapens in dit huis,’ zei hij, ‘wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard vergaan. Voor het Staatse leger is onze boter en kaas te koop tegen de gewone prijs.’
Daarmee was de zaak afgedaan.
Anna werd naar de kelder gestuurd om boter, kaas en vers vlees te halen. Jan hielp haar alles naar de boot te dragen. Anna was ongeveer even oud als Jan, kleiner, maar wel sterk. ‘Kun jij niet voor een musket zorgen,’ vroeg ze terwijl ze Jan strak aankeek.
Jan sloeg de ogen neer. ‘Nee,’ zei hij, ‘dat mag niet.’
Anna's ogen vlamden fel op. ‘Van wie mag dat niet? Van dat mens daarbinnen? Of willen jullie er een hogere prijs voor hebben?’
Jan haalde zijn schouders op. ‘Mag niet van de sergeant.’
Anna liep driftig weg. ‘Moeten wij hier dan als honden afgemaakt worden als ze komen,’ schreeuwde ze Jan toe.
Jan plaatste de vracht zo gunstig mogelijk in de boot en antwoordde niet. Toen Mina kwam, voeren ze terug.
Laat in de middag waren ze weer bij de hut.