dan wierp Jan het net uit. Het was een klein kuilnet, dat aan een lange stok over boord ging en dan na enige tijd werd opgehaald. Bij het ophalen liep Lodewijk met een dikke staart onrustig heen en weer. Kleine visjes wierp Jan in de boot, waar de poes er wel raad mee wist. Grotere greep hij achter de kieuwen en tilde ze in een aparte kist. Na een paar uur vissen boomde Jan kalmpjes terug.
Bij de hut stookte hij het altijd zacht smeulende vuur op. Terwijl een pot water boven de vlammen hing, molk hij de geit en zocht de eieren die de kippen in de buurt legden. Daarna voerde hij de kippen, die zo begerig waren naar de volle graankorrels, dat ze zich zelfs niets van Lodewijk aantrokken. Lodewijk geeuwde eens met wijd-open bek, rolde zich op tot een balletje bij het vuur en sliep.
In het water dat intussen kookte, liet Jan een paar eieren glijden, die hij er na enige tijd met zijn lepel weer uit viste. Bij de gekookte eieren at hij hompen brood. Hij dronk geitemelk, terwijl in de pan de vis kookte. Soms zat hij dan een tijdje in de zon, of als het regende onder het zeil bij het vuur.
Meestal was er wel werk bij de hut: een muurtje opnieuw met modder bepleisteren, of vers stro voor de geit halen.
Van tijd tot tijd gooide hij hout op het vuur. Tegen de hut opgestapeld onder het zeil lag zijn voorraad. Nat hout droogde daar door de wind en door de warmte van het vuur. Als er nieuwe brandstof nodig was, wachtte Jan tot het vuur wat doofde. Dan stapte hij in de boot en ging er op uit om het in de polder te halen.
Zodra hij weg liep, was Lodewijk klaar wakker. Met deftig geheven staart volgde ze. Terwijl Jan met een krachtige duw de boot afzette, sprong Lodewijk van het rietnest voor in het bootje en bleef daar stil zitten.
In de boerderijen was op zolders en vlieringen nog genoeg te vinden. Als het niet regende kregen ze het hout mooi droog bij de hut. Dan liep het tegen twaalven, de vis was langzaam gaar gestoofd. Door het vuur nog eens flink op te stoken, werd het maaltje vis goed warm en even later at Jan de vis met stukken brood.
Tegen de tijd dat Mina kwam was alles op. Mina bekeek de hut en de keuken, stelde kort en zakelijk vast wat er nodig was en zorgde er voor dat het er kwam. Even zakelijk gaf ze Jan opdracht wat hij doen moest, eten