hem een eenmansuitkijkpost in het riet maken. Deze kleine post werd met een smalle loopplank op paaltjes met de hoofdpost verbonden.
Het was een mooie zomerdag. Jan sloeg een stevige vloer op palen tussen het riet. Geduldig begon hij wandjes te vlechten en dicht te smeren. De zon brandde op zijn blote lijf, vliegen zoemden om hem heen. Hij vergat gewoon het rumoer van de mannen op de geschutstelling.
Pas toen hij een paar uur later een nieuwe voorraad mest ging halen, merkte hij dat er iets bijzonders aan de hand was.
De officier die er eerder was geweest, was teruggekomen met een hogere officier, die hooghartig op zijn paard bleef zitten.
‘Geen geschut hier,’ hoorde Jan zeggen. ‘Alle mannen naar de overkant. De schans moet klaar.’ De hoge officier wendde zijn paard en zou weggaan. Hij scheen zich te bedenken. ‘Sergeant,’ zei hij, ‘laat een paar man achter. Zij kunnen hier een uitkijkpost inrichten.’
Zo keerde de rust weer.
Sergeant Pauw vertrok en alleen korporaal Spaan, Jan en David bleven achter.
Ze maakten van de uitkijkpost een hutje van twee bij twee meter, met een laag strodak, een deurtje aan de kant van de weg en een opening aan de oostzijde. Hier kon je tussen de wilgen door de hele dijk in het oog houden. Over een smal pad op palen kon je naar het kleine vlondertje lopen, dat Jan gemaakt had. Spaan liet het hem afmaken met rondom gevlochten muurtjes. Degene die hier in zou zitten, was zo niet te zien vanaf de dijk. Vanuit dit ‘rietnest’, zoals Spaan het noemde, had men onbelemmerd uitzicht over de rivier, de beide dijken en de polders aan weerskanten.
In het hutje maakte David twee slaapplaatsen. Lage bedden met stro. Toen Jan na uren uit het rietnest terugkwam, hoorde hij luid gesnurk. David en korporaal Spaan probeerden de bedden. Het zou toch niet aardig zijn een bed te maken voor wie hier maar wacht kreeg en niet zeker te weten of je er op kon slapen. Jan maakte ze niet wakker.
Hij ging naar de armzalige restanten van de boerderij. Hij haalde zijn hemd en uniform te voorschijn en liep nog eens om de ruïne heen. Het was broeierig warm. Ver weg, over het water, klonken luide bevelen. Bij Nieuwerbrug werkten tientallen soldaten aan een grote schans. De dam