om de strijd tegen de vijand. Dat geld komt wel in orde.’
Voor de tamboer was de oorlog een groot avontuur. In gevechten wilde hij zich onderscheiden. Door dapperheid zou hij willen opvallen. Dat was de manier om vooruit te komen in het leger. Frans Richter wilde het ver brengen. Hij droomde er van ooit officier te zijn. Hij had gehoopt op felle strijd bij de IJssel.
De roemloze aftocht viel hem zwaar. Was hij maar bij Lobith geweest! Daar was tenminste gevochten!
Mopperend en haastig maakten de mannen zich klaar. Ze aten nog bij de poort, zittend op hun bagage.
Daarna sloeg Richter de trommel en de lange tocht begon.
Nagestaard en verwenst door de burgerij marcheerden ze de poort uit.
Mina van Etten spande haar paard voor de wagen.
Ze had een paar maanden in Hattem gewoond. Een lange tijd voor een marketentster.
Uit het verwaarloosde huis haalde ze haar bezittingen.
Het huis bleef even leeg en kaal achter als zij het gevonden had. Ze laadde alles in de kar en reed de soldaten achterna. Buiten de stadswal zwaaide ze met haar zweep naar de burgers op de muur.
De zweep knalde in de lucht.
Het oude paard rende zo hard het kon het leger achterna.
Nog voor de soldaten de bosweg door de Hattemerholt hadden bereikt haalde Mina hen al in. Zij werd met gejuich begroet en in rustiger tempo bleef zij achter de wagens met munitie rijden.
Vooraan gingen de musketiers, dan volgden de wagens, daarna kwamen de piekeniers en achteraan liepen nog enkele musketiers.
De weg steeg langzaam. Het was een mul zandpad. De soldaten sjokten voort door het diepe karrespoor of liepen op de brokkelige wegkant waar de grond iets steviger was. Van een ordelijke rij was geen sprake meer. Voor het eerst in weken ging de zon schuil achter wolken. Niemand treurde er om. Het was zo al warm genoeg en de bepakking woog zwaar. Op de kruising met de weg van Heerde naar Kampen liet sergeant Pauw zijn mannen even rusten. Het bleek dat de marketentsterswagen weer