hij geen geld had. Dat vond iedereen een raar geval. Mina van Etten kwam ook de herberg binnen. Ze had haar huisje voor die avond gesloten.
‘Heb jij geen werfgeld gekregen?’ vroeg Pieter Happert aan Jan.
Jan keek hem met grote ogen aan. Hij begreep het niet. Mina kwam er bij. Zij legde hem uit dat hij bij het dienst nemen in het Staatse leger een flink bedrag behoorde te ontvangen. Dat was zijn eerste soldij. Van dat geld moest hij ook zijn uniform betalen.
‘De sergeant heeft alles voor me gekocht,’ zei Jan.
Mina knikte. ‘Ik denk dat ik dan even iets moet regelen,’ zei ze.
Ze stapte naar de poort, waar ze recht voor sergeant Pauw ging staan. ‘Marius, wat heb je met het geld van die jongen gedaan?’
Pauw deed alsof hij haar niet begreep, maar zo gemakkelijk liet Mina zich niet afschepen. Ze ging met de sergeant het poortgebouw in. Wat ze daar bespraken kon niemand horen. Na een kwartiertje kwam Mina triomfantelijk naar buiten. In haar hand hield ze het linnen geldzakje, waaruit die ochtend betaald was voor het uniform van Jan.
In de herberg werd ze met gejuich begroet.
Mina zorgde er voor dat Jan niet meer dan één keer de andere soldaten tracteerde. Het overgebleven geld gaf ze aan de jongen. ‘Pas er goed op,’ zei ze. ‘Je kunt het nog hard nodig hebben.’
Sergeant Pauw verscheen die avond niet in de herberg. Met nors gelaat liep hij heen en weer op de stadswal. De wachtposten wisten dat er die avond op elk kleinigheidje gelet zou worden.
Jan bleef niet lang in de herberg.
‘Waarom ga je weg?’ vroegen de anderen.
‘Ik heb geen dorst meer,’ zei Jan simpelweg.
Bij de trap van de poort wachtte Pauw hem op.
‘Je uniform is niet in orde,’ gromde de sergeant. Pas nadat elk plooitje recht gestreken was mocht Jan doorlopen.
‘Waar is je geld,’ vroeg Pauw onverwacht.
Halverwege de trap bleef Jan staan, hij aarzelde en zei toen: ‘Dat is op.’ De sergeant deed zijn best vriendelijk te zijn.
‘Als je bang bent dat je het verliest, kun je het mij wel laten bewaren,’ zei hij.