wolven in het noorden. Ze steunen elkaar en kunnen niet slapen. Om beurten sluimeren ze zo'n beetje.
‘Albert, waar gaan we heen?’
‘Gewoon naar Carcassonne, daar kom je toch vandaan.’
‘Weet jij de weg?’
‘We lopen naar het zuiden, dan komen we er vanzelf.’
Heloïse is gerustgesteld: Albert weet de weg.
Dat moet de volgende ochtend blijken. Albert weet dat de zon in het oosten opkomt, als hij die aan zijn linkerkant heeft is recht vooruit het zuiden. Die kant lopen ze uit. Er is geen pad, er zijn wel bergen en bossen. Ze komen steeds hoger, ze hebben honger. Ze eten alles wat eetbaar is, bramen, bessen, wat ze maar vinden. Er is nergens een huis, een dorp of een stad te zien. Wat een land, Albert krijgt heimwee naar de groene weiden van Friesland. Hij zegt het niet. Hij blijft blij kijken, alsof hij gewoon een eindje aan het wandelen is. Ook Heloïse houdt zich flink; ze merkt al lang dat Albert net zo min de weg weet als zijzelf. Toch loopt ze maar dapper door, berg op, berg af.
Zo komen ze op een wat grotere wei, waar herders schapen hoeden. De mannen zijn net zo verbaasd als hun bezoekers. Ze zijn heel vriendelijk en Albert durft hun wel te zeggen dat ze verdwaald zijn.
‘Dat zou ik denken,’ antwoordt de oudste herder. Hij kijkt Albert en Heloïse scherp aan. ‘Jullie waren toch bij de oude Alice?’
Albert knikt, het heeft geen zin er omheen te draaien. In rap Occitaans vertelt Heloïse wat er in het dorp gebeurd is. De oude herder knikt.
‘Die anderen zullen wel naar Albi gegaan zijn,’ zegt hij tegen zijn maats. Die knikken zwijgend, dat is het meest waarschijnlijke.
‘Robert, breng ze naar de stad en zoek daar de andere vluchtelingen op. Je weet wel waar je ze vinden kunt.’
Robert, een kleine man van ongeveer twintig jaar, knikt. ‘Dat zal wel in de herberg van Bernard d'Avignon zijn,’ zegt hij.
‘Dat denk ik ook, breng ze daar heen en kom dan terug.’
‘Niet teveel zuipen, Robert,’ lachen de andere herders.
Robert bromt iets onverstaanbaars en gaat meteen op weg. Heloïse en Albert volgen hem, ze hebben nauwelijks tijd om de oudste herder te bedanken.