ben geen geld om een herberg te betalen. Ze kunnen geen tenten opzetten. In hun dekens gerold liggen ze op het toneel, van slapen komt niet veel, het is een koude nacht. Signor Barbeu stapt het grootste deel van de nacht somber heen en weer over het kerkplein.
Zodra het dag wordt ruimen ze alles op en reizen verder. In het plaatsje Le Grand Bourg levert de voorstelling wel iets op, maar alleen Barbeu profiteert ervan. Er is een herbergier die hen vlak voor zijn herberg laat spelen, hij geeft wat kleingeld en één maaltijd. Barbeu laat Babette voor het kleingeld brood kopen en neemt zelf de aangeboden maaltijd.
Albert en de meisjes zitten op het toneel recht tegenover de herberg; ze kauwen op hun droge brood en kijken naar de etende Barbeu.
‘Weet je wat lekker is,’ zegt Antoinette dromerig. ‘Ossetong in groene saus.’
‘Of jonge patrijzen met suiker,’ droomt Heloïse.
‘Reebout, met kruidnagelen, gestoofd in bouillon van gekruide wijn,’ zucht haar zusje.
‘Een lekkere pudding,’ stelt Albert voor. Het blijft voor hen bij dromen.
Raoul heeft niet over lekker eten gedroomd, hij is met de waard gaan praten en hij komt terug met een heleboel hooi voor zijn beesten en een grote worst voor Babette en de kinderen.
Als signor Barbeu klaar is met zijn maaltijd kan de groep verder reizen. De stemming is slecht. Met sombere, ontevreden gezichten kijken ze voor zich uit. Alleen Albert kijkt nog goed rond, het is allemaal zo anders dan thuis. Je kan hier af en toe heel ver kijken en dan zit je ineens weer in een dal; in Friesland kun je altijd ver kijken.
Vanaf een hoogte ziet hij als eerste een klooster op een heuvel verderop. Hij wijst er Heloïse op, die zoals gewoonlijk naast hem rijdt. ‘Daar gaan wij eten,’ zegt hij, ‘kom maar mee.’ Hij kiest een zijpad, Heloïse volgt hem en ook Antoinette stuurt haar rijdier het pad op.
‘Waar gaan jullie heen?’ roept Babette.
‘Bidden in het klooster,’ roept Albert.
‘Blijf niet te lang weg, wij volgen deze weg naar Bourganeuf.’
Albert wuift geruststellend. De drie zijn al gauw bij de poort van het klooster, waar Albert nederig smeekt om een maaltijd. Ze ko-