zegt: ‘Hoort nu hoe grote gevaren de heilige Brandaan op zee bedreigen.’ Die zin komt maar steeds niet. Barbeu vergeet het. Hij is maar aan het praten over dat schip, hoe groot het is, waar de mast staat en ondertussen denkt hij: Waar blijft die jongen nu?
Babette redt de situatie. Met haar engelenstem roept ze: ‘Hoort nu hoe Brandaan op zee in gevaar komt.’ Tegelijk duwt ze Albert het toneel op.
Die staat ineens in die grote ruimte, hij ziet de monniken, een heel blok witte pijen. Hij weet niets meer, met grote angstogen kijkt hij de zaal in en zwijgt. Barbeu ziet het, hij komt naar Albert toe, legt zijn hand op zijn schouder en galmt de eerste zin: ‘Brandaan neemt afscheid van vrienden en verwanten.’
Albert voelt een grote rust over zich komen, het is alsof die uit de zware hand op zijn schouder in hem stroomt. Hij neemt de tekst over en declameert helder en duidelijk de zinnen die hij al zo lang uit het hoofd kent.
‘Dat klinkt mooi, met zo'n Iers accent,’ zegt de abt zachtjes.
Barbeu gaat van het toneel af en Albert speelt helemaal alleen. Rustig klinken de zinnen door de kerk. Brandaan wordt aangevallen door een zeemonster, het schip dreigt te vergaan... Albert houdt de dramatische spanning even aan, zijn stem verklinkt in de kerkruimte en dan pas volgen de dichtregels over de wonderbare redding door een vogel uit de hemel.
Intussen heerst achter het toneel grote spanning. Daniël kan niet spelen. Hij zit te huilen achter de poppenkast, heel stil om de voorstelling niet te storen. Heloïse en Antoinette nemen het over. Precies op tijd hebben ze alle poppen klaar hangen. Het gordijntje gaat op tijd open en Albert merkt op het toneel niets van de problemen.
Met heldere stem vertelt Albert hoe Brandaan met zijn monniken een vreemd eiland ziet, ze varen er heen en gaan aan wal.
In de poppenkast komen de monniken op. Het publiek reageert vertederd, het is net echt. Ze hakken een boom om, in de kast valt een van de boompjes opzij en ze stoken een vuurtje. Dat wordt niet uitgebeeld. Het wordt steeds warmer en ineens duikt het hele eiland onder water, het was een vis! Albert brengt die ontknoping alsof hij er zelf verbaasd over is. In de kerk is het publiek enthousiast.
Albert vindt het jammer dat zijn stuk voorbij is, het gaat net zo lekker.