Als het helemaal donker is hoort Albert een kerkklokje. Vesper! Er is een kerk, daar zijn mensen, mensen die hem kunnen redden.
Hij loopt in de richting van het geluid. Takken slaan in zijn gezicht, hij let er niet op. Hij loopt naar het reddende geluid. ‘Heilige Jacobus, sta me bij,’ bidt Albert in stilte. ‘Laat die klok doorgaan, laat die klok luiden tot ik er ben. Heilige Jacobus, wees een lamp voor mijn voet, red mij uit deze wildernis.’
De versperklok valt stil. Er is niets meer te horen dan de wind in de bomen. Albert loopt zo goed mogelijk in de richting van het kerkje verder. Dan begint van diezelfde kant een klok te luiden, groter, zwaarder dan de vorige. Heel lang klinkt die door het stille bos. Steeds duidelijker hoort Albert het geluid - hij is nu vlakbij. En daar is een huis, nog een huis, een groot gebouw: een klooster en in dat klooster luiden ze die klok. Albert dankt de heilige Jacobus voor zijn redding.
Hij klopt aan bij de kloosterpoort en wordt hartelijk ontvangen.
‘We luiden elke avond, om verdwaalde reizigers te helpen,’ zegt de broeder-portier. Hij is blij dat het gewerkt heeft. ‘Vorige week is er ook een reiziger heel laat hier aangekomen,’ vertelt hij trots. ‘En vorig jaar hebben we zo wel honderd mensen gered. En reken maar dat het je redding is, vooral in de winter. Dan zijn er wolven in het bos.’
Albert kan het allemaal niet zo goed volgen. De man spreekt Frans en dat is moeilijk, vooral als je zo moe bent. Gelukkig maar dat hij niet veel hoeft te zeggen. Andere monniken geven de jonge pelgrim een avondmaal en wijzen hem zijn slaapplaats.
Albert is moe, maar toch gaat hij na het eten eerst naar de kerk om Sint Jacobus te bedanken en de beloofde gebeden voor Arnoldus te zeggen.
Hij slaapt de hele nacht. Het klokgelui voor het gebed van negen uur 's avonds, de completen, hoort hij nog net, de andere oproepen tot gebed ontgaan de jonge pelgrim helemaal. Hij hoort ook niet de wolven die in het bos huilen in de nacht. Dat is jammer, het zou hem een extra veilig gevoel gegeven hebben.
De volgende dag wordt Albert pas laat wakker. Dan hoort hij dat hij terecht is gekomen in het enige klooster dat er in de wijde omgeving te vinden is. Een pelgrim naar Santiago de Compostella staat toch kennelijk onder speciale bescherming...