heeft, die heeft iets van de wereld gezien, dat merk je wel,’ lacht een van de gasten.
‘Ons Sjefke is misschien alleen maar een tijdje in een klooster geweest,’ zegt de waardin.
‘Dat is ook net een gevangenis,’ zegt een man in een oude, vuile monnikspij.
‘Ach, zwijg jij toch,’ roept de vrouw boos. ‘Jij moet je schamen zulke taal uit te slaan waar een kind bij is. Jou hebben ze uit het klooster gegooid, dat weten wij allemaal en er was vast wel goede reden voor. Je zult je wel misdragen hebben.’
‘Hij betaalde zijn rekening niet,’ lacht haar man, ‘en in de kerk is het nog altijd zo: wie niet betaalt gaat er uit.’
‘Ze hebben me er als kind neergezet,’ bromt de man in de vuile pij. ‘Ik was nog jonger dan dat jongske daar en dan moet je maar meezingen en bidden, alle uren van de dag en de nacht. Dat is toch zeker geen leven.’
‘Het is een heilig leven, het leidt rechtstreeks naar de hemel,’ zegt de waardin. ‘Het is maar goed dat er zulke heilige mensen zijn, die kunnen bidden voor zondaars zoals jij.’
‘We zullen nog wel eens zien waar de zondaars zitten,’ moppert de man. ‘Mijn vader heeft mijn hele erfdeel afgestaan aan het klooster en toen ik er uit wou kreeg ik niets meer terug. Dat hebben ze mooi gehouden.’
De waard haalt zijn schouders op. ‘Zo gaat het nu eenmaal, je geeft een kind aan het klooster en je doet er een kleinigheid bij voor zijn onderhoud.’
‘Een kleinigheid!’ roept de gevluchte monnik boos. ‘Een hele boerderij hebben ze gegeven, ik had een rijk man kunnen zijn.’
‘Als je een boerderij had moest je nu hard werken, Lewieke,’ roept een andere gast uit een hoek, ‘dan zat je niet alle dagen in de herberg pinten te drinken.’
‘Ze hebben je toch veel geleerd in het klooster,’ zegt de vrouw troostend.
‘Geleerd!’ zegt de voormalige monnik schamper. ‘Zingen leren ze je en lezen en schrijven, maar wat koop je daar voor?’
‘Jij schrijft onze brieven en wij betalen je eten.’
‘Wij moeten hard werken en jij zit de hele dag hier,’ zegt een van de mannen. ‘Dat heb je geleerd in je klooster. Geef Lewieke nog een pint, waard, hij wordt te somber.’