‘Ben je gewond?’ vroeg David.
‘Nee, maar ik ben Arie kwijt. Wat kan er met hem gebeurd zijn?’
‘Waren jullie bij elkaar?’
‘Nee,’ zei Jacob, ‘ik was benedendeks, Arie moet ergens boven zijn geweest.’
‘Hij kan op het andere schip gebracht zijn,’ veronderstelde David. ‘Misschien zit hij hier ergens op de Guinea, dat kan ik nu niet uitvinden. Je moet wachten tot we in Harwich zijn.’
‘Harwich? Gaan we daarheen?’
‘Voorlopig wel,’ antwoordde David, ‘daarna moet je waarschijnlijk naar Ely om aan de inpoldering te werken. Alle Hollandse krijgsgevangenen worden daarheen gestuurd.’
‘Slaven van de oorlog,’ zei Jacob bitter.
‘Dat zijn we allemaal,’ fluisterde David terug. ‘Stil, daar komt iemand.’
Een officier, bijgelicht door een matroos met een lantaarn, inspecteerde de gevangenen. ‘Is hier een scheepsdokter bij?’ vroeg hij in het Engels.
De gevangenen reageerden niet.
‘Mag ik uw vraag in het Hollands vertalen, mijnheer?’ vroeg David beleefd. De officier keek even verbaasd en zei toen: ‘Als jij dat taaltje beheerst, ga je gang.’ David keek met opzet langs Jacob toen hij zei: ‘Is er een chirurgijn of hulp-chirurgijn hier?’
Jacob kwam naar voren. ‘Hulp-chirurgijn,’ zei hij.
David legde in het Engels uit wat Jacob was.
De officier knikte goedkeurend. ‘Dat is alvast iets,’ zei hij. ‘Zeg hem dat hij me moet volgen.’ En zich omdraaiend om weg te gaan: ‘Kom zelf ook mee, een tolk kunnen we wel gebruiken.’
Jacob en David volgden de officier.
‘Nu goed oppassen,’ zei David zachtjes, ‘dit kan straks een kans bieden om te ontsnappen als we in de haven zijn.’
‘Als ik eerst mijn broer maar terugvind,’ mompelde Jacob terug.
Achter de officier aan bereikten ze de verbandplaats waar de Engelse scheepsarts aan het werk was. ‘Ik heb hier een hulpje voor u,’ zei de officier.
Jacob pakte onmiddellijk aan en de scheepsarts zag al spoedig dat hij er een handige helper bij had.
‘Jij blijft bij mij als tolk,’ zei de officier tegen David. Ze verlieten de verbandplaats, waar het nog erger stonk dan in de rest van het schip.
In het voorbijgaan zei David nog snel: ‘Ik zoek je broer, kijk goed uit in de haven, ik zal jullie helpen.’
Jacob knikte en ging verder met zijn werk.
David had een gevoel alsof hij uit een lange, benauwde droom wakker werd. Hij kon weer helder denken en diep in zijn hart besefte hij dat zeer binnenkort de grote kans kwam waar hij al die tijd op gewacht had.