Ze maakten zo'n lawaai, dat ze de tamboer eerst niet eens hoorden die vlak voor de deur op de hoek van de straat een roffel sloeg. Arie was de eerste die iets bekends hoorde; hij zat dicht bij de deur. De heldere stem van Jacob klonk na het tromgeroffel:
‘Alle mannen moeten terug aan boord, de vijand is in aantocht!’ Hij riep het driemaal, zo luid als hij kon. De derde keer hoorde zelfs de grootste schreeuwer achter in de gelagkamer het. Het was alsof de vrolijke groep een emmer koud water over het hoofd kreeg. Het was even stil. ‘Alle mannen moeten terug aan boord,’ riep Jacob nog eens.
‘Ik hoef niet,’ riep de lange vent met de tulband, ‘ik ben een kleine jongen.’ Een opgeluchte lach daverde door de gelagkamer. ‘Als de admiraal ons hier weg wil hebben, moet hij zelf maar komen,’ schreeuwde er een overmoedig. Arie wankelde naar buiten. De frisse zeewind ontnuchterde hem, hij knipperde in het felle licht. ‘Is het echt waar, Jacob?’ zei Arie ongelovig. Jacob was even verbaasd zijn halfdronken broer de herberg uit te zien komen. ‘Ja,’ zei hij kortaf, ‘de Engelsen komen, iedereen moet aan boord.’ ‘De Engelsen komen,’ schreeuwde Arie de gelagkamer in. ‘Laat de Engelsen naar de hel lopen, wij zitten hier goed,’ werd er geroepen. ‘Zeg maar aan De Bitter dat hij kan barsten met zijn rot oorlog,’ gilde er een.
De tamboer roerde weer de trom en luid roepend ging Jacob verder. Besluiteloos stond Arie bij de deur.
Met driftige pas kwam de bootsman van de Rijzende Zon de hoek om. ‘Allemaal aan boord,’ snauwde hij, ‘wie niet komt wordt opgehangen, wie te laat is verbeurt alle maandgelden.’
Dit maakte indruk. De een na de ander betaalde morrend de waard en verliet de herberg, op weg naar het schip. Sommigen wat onvast ter been, steunend op elkaar. Een enkeling probeerde te zingen, maar het angstige kleppen van de klokken, de tromroffels veraf en nabij drukten de stemming. Katterig en ontnuchterd kwamen de honderden terug bij de baai. Boten voeren af en aan naar de schepen. ‘Daar heb je ze!’ schreeuwde er een.
Voor de ingang van de baai verscheen een menigte Engelse schepen. Voorop het grote schip van Teddiman, de Revenge met zesenzestig kanonnen.
Even leek er verwarring op de Engelse vloot. Door onbekendheid met het vaarwater liepen er twee schepen aan de grond, twee andere raakten met het tuig in elkaar verward en zo zeilden ze het fort voorbij zonder een groet met de vlag te brengen. Op het fort liet generaal Ahlefeldt onmiddellijk als waarschuwing een schot met scherp over de Engelse schepen heen afvuren. Het kwam iets lager dan de bedoeling was en een Engels matroos werd een been afgerukt.
Onder veel lawaai van trommels en trompetten gingen de Engelsen voor anker, op veilige afstand van het fort.