‘...wij wachtten op kanonnier Baxter,’ herstelde Watkins, ‘en toen hij niet kwam, ben ik naar boven gerend om nader orders. U kunt voortaan mijnh... eh... kanonnier Baxter beter meteen naar beneden sturen, dan...’
‘Ik zal zelf wel bepalen wat ik beter kan doen,’ bulderde Greaves. ‘Inrukken, ik kom zo die zaak beneden inspecteren.’
Beneden zette Charlie de mannen aan het werk vóór Greaves kwam. Er was niets te doen, want de kruitkamer was op slot. Toch moesten ze allemaal net doen alsof ze elkaar kardoezen aanreikten: linnen of papieren zakken met grof kruit, die nodig waren voor de kanonnen. Charlie moedigde de mannen aan en bukte zich af en toe bliksemsnel.
Zo zag sergeant Greaves hen aan het werk in het halfduistere ruim. Hij wist niet wat hij ervan moest denken. ‘Watkins,’ riep hij alsof hij een regiment commandeerde, ‘Watkins, wat doen die kerels?’
‘Ze geven elkaar de kardoezen door naar boven, sergeant.’
Greaves trok een gezicht alsof het hem duidelijk was. Hij keek de rij langs en zag dat David als laatste man halverwege de trap naar de overloop stond. ‘Waarom geeft hij het niet verder door?!’ riep de sergeant luid, terwijl hij naar David wees.
‘Hij geeft het door aan de jongens van stuk twee, sergeant,’ zei Charlie Watkins alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Tegelijk bukte hij zich weer bliksemsnel alsof hij iets opving.
‘Wat doe je daar, Watkins?’ vroeg Greaves nu oprecht verbaasd.
‘Die stommeling laat telkens een kardoes uit zijn vingers vallen, sergeant en ik heb geen zin om nu al in de lucht te vliegen.’
De ‘stommeling’ reageerde prompt: ‘Ze moesten die kardoezen niet zo glad maken,’ zei hij klaaglijk, ‘zo vallen ze altijd uit je...’ hij maakte een snelle beweging alsof hij een zwaar voorwerp nog net op tijd opving... vingers,’ besloot hij moeilijk.
Greaves wist niet zeker of deze kerels allemaal gek geworden waren of dat ze werkelijk de ernst van het militaire oefenen gingen begrijpen. Niemand lachte er. Ze waren met ernstige gezichten bezig elkaar de handenvol ‘niets’ door te geven, zoals ze de hele dag het kanon moesten laden met ‘niets’, denkbeeldige kogels, kruit, kardoezen, waarna denkbeeldige knallen klonken.
‘Het is wel goed zo, Watkins, inrukken,’ zei de sergeant.
Tevreden ging ‘drie bakboord’ verder slapen. Voortaan moest kanonnier Baxter bij elk extra appèl zich keurig melden waarna hij naar beneden rende om bij de kruitkamer te kijken of iedereen op zijn post was en dan holde hij weer naar boven en dan zei hij maar dat het in orde was om geen geduvel te krijgen. In werkelijkheid nam ‘drie bakboord’ nog nauwelijks de moeite om de ogen te openen en te mompelen: ‘Dank je Baxter, je kunt wel gaan.’
Charlie Watkins werd zo de belangrijkste man van het hele groepje; zelfs