die heel duidelijk praten, zeg me maar na: Goedemorgen kraai, heb je goed geslapen?’
Thomas herhaalt het tot het helemaal goed is.
De kraai zit op zijn schouder en schreeuwt mee.
‘Hij vindt het mooi’, zegt Thomas.
‘Neem hem maar mee naar buiten’, zegt vrouw Wilson ‘en leer hem je versjes.’
Thomas gaat met de kraai naar vader.
Er zijn twee soldaten bij hem in de smederij.
Vader repareert een dikke ketting.
‘Opschieten’, zegt de oudste soldaat.
‘We moeten die ketting aan de poort vastmaken.’
‘Waarom’, zegt vader, ‘mag de prins er niet door?’
‘Natuurlijk mag de prins er door’, zegt de soldaat.
‘Wij moeten de mensen van de straat houden.
Straks is het heel druk, de weg moet vrij blijven.’
‘Wordt het een grote optocht?’, vraagt vader.
‘Ja, wat dacht je. Het hele leger komt hier langs.
De prins met al zijn ruiters, soldaten, kanonnen, paarden, karren, alles komt hier door de poort.
Dit wordt de mooiste optocht van je leven.’
De ketting is klaar, de soldaten nemen hem mee.
Thomas loopt ook naar de poort.
Hij praat steeds tegen de kraai, langzaam en duidelijk, de vogel begrijpt hem.
Bij de poort is het al druk.