Dan gaat het raam open.
‘Wat doe jij hier jongen?’, vraagt een deftige man.
‘Hebben de soldaten je door laten lopen?’
Thomas verstaat de deftige man haast niet.
Die man praat zo raar Engels, hij komt uit Holland.
‘De soldaten?’, zegt Thomas.
‘Wij zijn achterom gelopen.
Ze hebben ons niet gezien. De hond woont hier.
Ik heb hem teruggebracht, hij was verdrietig.’
De man bij het raam verstaat het Engels niet goed.
Daarom kijkt hij naar Thomas.
De jongen probeert zo duidelijk mogelijk te praten, hij wijst hoe hij met de hond gelopen is.
De man bij het raam begrijpt hem, hij lacht.
‘Zo, was de hond verdrietig, dat is vervelend.
Mijn paard is ook verdrietig.
Het verloor een hoefijzer en mijn smid is ziek.’
‘Mijn vader kan u helpen’, zegt Thomas blij.
‘Hij is de beste smid van de wereld.’
De man bij het raam verstaat: ‘vader, smid’.
Hij roept een bediende.
‘Haal mijn paard en ga met deze jongen mee, hij is de zoon van een smid.’
De hond mag naar binnen.
Thomas gaat met de bediende en het paard mee,