Daar verrichte Nero de heldendaad van zijn leven. Het was gebeurd voor de jongens er erg in hadden. Jantje liep op dat moment voorop, met Nero achter zich. De jongen hoorde iets, voelde een eng beest bij zijn been, en op het zelfde moment was Nero in een verwoed gevecht gewikkeld met een onzichtbare vijand. Onzichtbaar, tot de hond overwonnen had. Toen toonde hij zijn baas trots een slang. Slap hing het beest in de bek van de hond.
Nog jaren daarna hield Jantje bij hoog en bij laag vol, dat zijn hond toen gelachen had. Op dat moment hadden ze geen tijd voor lachende honden, hoe dapper ze ook op slangen konden jagen. Maar ze lieten voor de veiligheid Nero verder wel voorop lopen.
Moeizaam klauterden ze langs ongelijke paadjes de berg op. Hoog boven de stad begonnen ze over net zulke stenige weggetjes aan de afdaling.
In het huis van Hakem ging het feest ongestoord verder.
De dansers bewogen zich steeds woester, en na enige tijd bracht een van de helpers een zak slangen. De mannen schenen geen vermoeidheid te voelen. In trance schokten ze wild op de muziek, gesteund door het gegil van de vrouwen. Aisja gilde nog harder dan de anderen.
De mannen namen de slangen beet en lieten ze over hun lichaam kruipen. De beesten schenen hen niet te deren. Ze slingerden ze door de lucht, vingen ze op en dansten verder. Uren duurde dit en nog steeds bleven de dansers op de been.
Ver buiten de stad hoorden de jongens de kreten van de vrouwen.
Ze haastten zich de helling af, telkens gehinderd door hekken, hagen en heggen. Dichter bij zee waren tuinen; daar konden ze sneller opschieten. Toch wachtte hier het gevaarlijkste deel van de tocht.
Op bepaalde punten langs de kust waren soldaten als wachtpost gezet. Luigi had ze duidelijk uitgelegd, hoe ze tussen die posten door bij de baai moesten komen waar hij met de sloep zou wachten. Het was allemaal goed bedacht. Hij had elk stukje van de kust bekeken, en kon de jongens precies zeggen waar ze de afdaling naar de baai konden maken. Het leek eenvoudig, maar in de nacht was het allemaal veel moeilijker. De jongens waren hier nooit geweest. Moeizaam strompelden ze voort door het ongelijke terrein.
Ineens dook Willem in elkaar, en beduidde de anderen dat ze ook moesten bukken. Jantje floot zacht zijn hond terug. Zwijgend wees Willem naar voren. Daar stond, zwart tegen de lichtere lucht, een