liet. Via een bankier in Ragusa lukte het met moeite zo'n bedrag te lenen.
Ruim een week na de verdwijning van de Phoenix verscheen oom Karel met zijn schipper en bootsman in Venetië. De admiraal ontving hen niet vriendelijk. Ze moesten eerst maar eens uitleggen, hoe het mogelijk was geweest dat ze het konvooi waren kwijtgeraakt. De waarheid kwam spoedig aan het licht. Het waren moeilijke dagen voor Karel de Bij. Zijn schipper vertelde precies hoe het gegaan was.
Het was iedereen duidelijk dat de koopman zelf de oorzaak was van de narigheid. Als hij bij het konvooi was gebleven, hadden de muiters nooit een kans gekregen. Door zijn matrozen geld in handen te geven had hij hun dronkenschap uitgelokt. Dat had geleid tot de fatale vechtpartij.
De admiraal was niet van plan een grote speurtocht naar de Phoenix te beginnen. Eerst moesten zijn schepen voorzien worden van vers water en van vers voedsel, daarna zouden ze nog wel eens verder kijken. ‘Het is mijn taak de schippers die zich aan de gemaakte afspraken hebben gehouden te begeleiden naar de havens waar zij heen willen,’ zei de admiraal streng. ‘Daarna zullen we afrekenen met dat stelletje oproerlingen.’ ‘Ja, maar mijn neefje...,’ zei oom Karel zacht.
‘Dat u dat kind in gevaar hebt gebracht is uw verantwoording,’ onderbrak de admiraal hem. ‘Daar kunnen wij niets aan doen.’
Zo duurde het tot eind december eer de achtervolging van de Phoenix begon. Al spoedig kwamen er op de vloot berichten aan over zeeroverij door een schip onder hollandse vlag.
Oom Karel en schipper Everaats bleven al die tijd op het admiraalsschip, waar ze genoegen moesten nemen met een zeer benauwd hokje als slaapplaats. Bootsman Sels had werk gevonden op een van de andere schepen, voor hem ging het leven min of meer gewoon door.
Tot januari kruiste de vloot in de buurt van Sicilië, toen moesten ze naar Genua om volgens afspraak het konvooi te vormen voor een tocht naar havens verder in de Middellandse Zee. Eind januari voer het gehele konvooi langs Algiers. De afstand tot de kust was groot. Het zwaar bewaakte konvooi merkte niets van algerijnse kapers. Niemand wist, dat het schip waar ze al die tijd naar uitkeken allang in de haven van Algiers lag, en dat ze daar de jongens moesten zoeken.
Pas in een griekse haven hoorden ze van een schipper die net uit Algiers