eten, er was geen water, er was ook geen licht.
Op de tast maakten de stuurman en de jongens een slaapplaats klaar. ‘Morgen zien we wel wat de Turk verder met ons van plan is,’ zei de stuurman zo opgewekt mogelijk.
‘De Turk?’ vroeg Daniël. ‘We zijn toch in Algiers?’
‘Dat is zo, maar dit land hoort bij de Turken. Je hebt gezien dat we door janitsaren hierheen gebracht zijn. Dat zijn turkse soldaten.’ De stuurman legde Daniël uit dat Algiers een soort zelfstandige provincie van Turkije was. Met een eigen regering, maar altijd voorzien van een flink turks leger.
De andere jongens hoorden het wel, maar ze luisterden er niet naar. Ondanks de stank in het donkere hok sliepen ze alle vier al snel in.
De volgende ochtend zwaaide er een brede deur open, en toen zagen ze pas waar ze geslapen hadden. Een volkomen kale, tamelijk vuile ruimte, helemaal vol vermoeide, vuile mannen.
Op het binnenplein stonden grote bakken water, daar konden ze zich wassen. In een hoek van het plein was drinkwater en daar lagen ook kleine, harde broodjes. Iedere gevangene kreeg te drinken en ontving zo'n bruin broodje.
Daniël had nog nooit in zijn leven zo genoten van gewoon water en een stuk bruinbrood. Overal stonden of zaten gulzig kauwende zeelieden. Niemand wist wat de dag brengen zou, maar in ieder geval was er nu iets te eten.
Terwijl zij hun brood verslonden waren achter hen al slaven aan het werk gezet om hun gevangenis schoon te spoelen en te schrobben. Daniël huiverde, en niet alleen van de kou. Hij zag het hok waar ze geslapen hadden, hij zag de mannen met hun hompen brood, en moest ineens denken aan hongerige beesten, die even uit hun hok zijn.
Door de grote poort kwamen soldaten en iedereen moest in een rij gaan staan. Achter elkaar liepen ze de gevangenis uit, de straat in. Ze hoefden niet ver. Na een paar honderd meter werden ze naast elkaar bij de muur gezet, en daar moesten ze weer wachten. Ze waren op de markt aangekomen. De koopwaar? Dat waren ze zelf! De hele ochtend liepen er mannen in lange mantels langs die de nieuwe slaven bekeken en onderhandelden met de man die de vorige dag de Phoenix veroverd had.
De zeelieden moesten voor hun kopers heen en weer lopen, ze werden beoordeeld op leeftijd en kracht. Was hun gebit goed? Waren er bij die een vak geleerd hadden?